College van burgemeester en schepenen zitting van 12 10 2020
Omgeving - Liersebaan 169 - Maya Sterkens - het verbouwen en uitbreiden van een bestaande woning, het afbreken van een bijgebouw en de regularisatie van een tuinberging - OMG 2020/167
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige vergunning(en)
- woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 23 oktober 1953 - 1953/99
- garage - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 29 maart 1968 - 1968/48
Feiten en context
- Dossiergegevens
Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Maya Sterkens, op 2 april 2020 ontvangen.
De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Liersebaan 169.
De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.
Het betreft een aanvraag voor het verbouwen en uitbreiden van een bestaande woning, het afbreken van een bijgebouw en de regularisatie van een tuinberging.
Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 12 mei 2020. De uiterste beslissingsdatum is 23 oktober 2020.
- Planologische context
Het goed ligt in woongebied volgens gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Dorpskom Zuid deel 2 wijziging, goedgekeurd op 19 maart 1999.
Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.
Het BPA Dorpskom Zuid deel 2 - herziening bepaalt:
Artikel 2 Zone voor gekoppelde en/of vrijstaande bebouwing
Hoofdstuk 1 bebouwingsvoorschriften
1.1. Strook voor hoofdgebouwen
1.1.1. Profiel: zie tekening, 15m bouwdiepte en 20m bouwdiepte.
1.1.2. Bestemming: ééngezinshuizen.
1.1.3. Bebouwingswijze
Gekoppeld of vrijstaand overeenkomstig de aanduidingen op de kaart en bij de ontstentenis van die aanduidingen hetzij overeenkomstig de aanduidingen van een behoorlijk vergunde verkaveling, hetzij volgens de bestaande percelenindeling, met dien verstande dat in elke geval de bebouwing volgens de onderhavige voorschriften van de in de omgeving gelegen percelen niet in het gedrang mag worden gebracht.
1.1.4. Plaatsing van de gebouwen
a. Voorgevel, naar de straat gerichte zijgevel van een hoekgebouw:
- Bij gekoppelde bebouwing: op de voorgevelbouwlijn getekend op de kaart.
- Bij vrijstaande bebouwing: een zijde van de kleinste rechthoek waarin het gebouw, met inbegrip van de uitsprongen, kan worden ingeschreven moet ofwel samenvallen met de voorgevelbouwlijn getekend op de kaart, ofwel bevinden in een strook van 3m diepte, gemeten vanaf die bouwlijn, en ermee evenwijdig zijn.
b. Niet naar de straat gerichte vrijstaande zijgevel. Buiten de bouwvrije zijtuinstrook van 3m breedte, gemeten vanaf de zijgrens van het perceel.
c. Vrijstaande achtergevel
- Bij gekoppelde bebouwing.
Overeenkomstig de tekening van artikel 2.01.1.
- Bij vrijstaande bebouwing: op minimum 8m achter de voorgevel en binnen de op de kaart getekende bouwstrook.
De afstand van de vrijstaande achtergevel tot de achtergrens van het perceel moet in elk geval minimum 5m bedragen, zonder dat hij nochtans kleiner mag zijn dan de hoogte van die gevel.
1.1.5. Afmetingen van de gebouwen
a. Minimale voorgevelbreedte
- Van kopgebouwen: 6m.
- Van vrijstaande gebouwen: 7m.
b. Bouwhoogte
Gemeten van het trottoirniveau tot de bovenkant van de kroonlijst: overeenkomstig de tekening van artikel 2.01.1.
- Van vrijstaande gebouwen gemeten van het trottoirniveau tot de bovenkant van de kroonlijst of de onderkant van de dakoversteek: maximum 6m.
1.1.6. Welstand van de gebouwen
a. Dakvorm
Zoals getekend in artikel 2.01.1. Het zadeldak mag als schild- of wolfsdak worden uitgevoerd.
Schuin dak met helling tussen 30° en 50°. Op uitbouwen is een plat dak toegelaten.
b. Materialen
1. Van kopgebouwen
o Indien zichtbaar vanaf de openbare weg: gevelsteen
o Overige: baksteen.
- Ofwel pannen
- Ofwel rechthoekige leien in horizontale rijen.
2. Van vrijstaande gebouwen
Alle gevels in gevelsteen, natuursteen, sierbepleistering in lichte kleur, baksteen geverfd in lichte kleur.
- Bedekking van schuine daken
Ofwel pannen, ofwel rechthoekige leien in horizontale rijen, ofwel riet, ofwel voor flauw hellende daken, dakvilt.
c. Vormgeving
Het bouwproject mag geen streekvreemde elementen bevatten.
1.2. Strook voor binnenplaatsen en tuinen
- Bebouwing
Bergplaatsen en hokken met een maximale oppervlakte beperkt tot 40m² en tot 10% van de perceelsoppervlakte. - Plaatsing van de gebouwen
d. Op niet-hoekpercelen
3. Gevel gericht naar het hoofdgebouw:
op minimum 10m uit de maximale achtergevelbouwlijn.
4. Overige gevels
Het zij op de perceelsgrens, hetzij op minimum 3m afstand ervan, met dien verstande dat, indien de achtergrens van het perceel samenvalt met de zijgrens van een ander perceel, de plaatsing op de perceelsgrens slechts is toegelaten vanaf 10m uit het verlengde van de maximale achtergevelbouwlijn bepaald voor dat ander perceel, behoudens de mogelijkheid van gekoppelde bebouwing ingevolgde de algemene bepalingen onder 0.4.4.van het voorafgaand artikel.
e. Op hoekpercelen
- Gevel gericht naar de perceelsgrens waarop de scheidingsmuur van het hoofdgebouw wordt gebouwd. Op minimum 3m afstand van die perceelsgrens over een diepte van minimum 10m, gemeten vanaf de maximale achtergevelbouwlijn en op maximum 8,50m afstand van de daarmee evenwijdige voorgevelbouwlijn. Voor de overige bouwdiepte; ofwel op de perceelsgrens, ofwel op minimum 3m afstand ervan.
- Gevel gericht naar de achtergrens van het perceel en die samenvalt met de zijgrens van een ander perceel. Hetzij op de perceelsgrens, hetzij op minimum 3m afstand ervan, met dien verstande dat de plaatsing op die perceelsgrens slechts is toegelaten vanaf 10m uit het verlengde van de maximale achtergevelbouwlijn bepaald voor dat ander perceel, behoudens de mogelijkheid van gekoppelde bebouwing ingevolge de algemene bepalingen.
- Overige gevels
Geen beperking wat de plaatsing betreft.
- Bouwhoogte
Gemeten van het grondpeil tot de bovenkant van de deksteen: maximum 3m. - Welstand
o Dakvorm van de gebouwen
1. Geplaatst op de perceelsgrens: plat dak.
2. Overige: plat dak of schuin dak met maximumhelling van 45°.
o Materialen
1. Voor gevels
o Zichtbaar vanaf de openbare weg: gevelsteen.
o Overige: baksteen
2. Voor bedekking van de schuine daken: ofwel pannen, ofwel rechthoekige leien in horizontale leien in horizontale rijen, ofwel voor flauwhellende daken: dakvilt.
o Aanleg van de strook
Het niet bebouwde gedeelte van de strook moet als tuin worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd.
1.3. Voortuinstrook
1.3.1. Bestemming en aanleg
Na de oprichting van het hoofdgebouw dient de strook als tuin te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Alleen het gedeelte van de grond dat als toegang tot de gebouwen wordt aangewend mag worden verhard.
1.3.2. Bebouwing
Behoudens de uitsprongen voorzien in 0.4.3. en de afsluitingen voorzien in 0.4.5. van het voorafgaand artikel: alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten.
1.4. Goedgekeurde verkavelingen
De tot standkoming van het BPA wijzigt de verkavelingsvoorschriften niet. In geval van verval of wijziging van de verkavelingsvergunning zijn echter de voorschriften van het BPA van toepassing.
1.5. Bijzondere bebouwing
De hoeve Liersebaan 159, gedeeltelijk gesitueerd buiten de strook voor hoofdgebouwen, mag verbouwd worden binnen het bestaand volume.
Hoofdstuk 2 Verkavelingsvoorschriften
2.5. Minimumbreedte van de kavels
Gemeten op de voorgevelbouwlijn:
- Bestemd voor niet-hoekpercelen:
o Kopgebouwen: 9m.
o Vrijstaande gebouwen: 15m.
- Bestemd voor hoekgebouwen:
o Kopgebouwen: 6m, vermeerderd met de breedte’ van de bouwvrije strook aan de zijgevel.
o Vrijstaande gebouwen: 10m, vermeerderd met de breedte van de bouwvrije strook aan de zijgevel.
2.6. Minimumdiepte van de kavels
Gemeten vanaf de voorgevelbouwlijn: de diepte van de strook voor hoofdgebouwen, vermeerderd met 10m.
2.7. Vorm van de kavels
De zijgrenzen moeten haaks op de rooilijn worden ontworpen over een diepte die tenminste gelijk is aan de samengevoegde diepten van de strook voor hoofdgebouwen en de voortuinstrook.
2.8. Goedgekeurde verkavelingen
De tot standkoming van het BPA wijzigt de verkavelingsvoorschriften niet. In geval van verval of wijziging van de verkavelingsvergunning zijn echter de voorschriften van het BPA van toepassing.
Op het perceel is een woning aanwezig sinds 1954.
Op het perceel zijn nog een garage, een tuinberging en een bouwvallig bijgebouw aanwezig.
De totale bebouwde oppervlakte bedraagt +/- 163,40m² op een perceel van circa 1.500m².
Het perceel is gelegen aan de rand van de dorpskern.
Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.
Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.
In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.
De directe omgeving wordt gekenmerkt door open en halfopen bebouwing.
Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.
Het perceel is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.
Het perceel is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied.
De aanvraag gaat over het verbouwen en uitbreiden van een bestaande woning, het afbreken van een bijgebouw en de regularisatie van een tuinberging op een perceel van 1.500m².
De aanvraag omvat de volgende werken:
o de bestaande veranda achteraan wordt afgebroken;
o op de gelijkvloers wordt de bestaande achterbouw geïsoleerd, zodat de nieuwe bouwdiepte 14,50m wordt;
o het plat dak achteraan wordt geïsoleerd zodat de nieuwe hoogte 3,15m wordt;
o de eerste verdieping wordt uitgebreid tot een bouwdiepte van 12,30m en een hoogte van 6,15m tot op 2m van de linker perceelsgrens;
o het bouwvallig bijgebouw van 39m² wordt afgebroken;
o de niet vergunde tuinberging wordt geregulariseerd.
De woning blijft ingeplant tot op 10m uit de rooilijn en tot op 2m van de linker perceelsgrens. De voorgevel van de woning heeft een breedte van 6m op een kavelbreedte van 25,70m, gemeten op de voorgevelbouwlijn.
De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 14,50m.
De uitbreiding tot op een bouwdiepte van 12,30m heeft een kroonlijsthoogte van 6,15m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een plat dak.
De achterbouw op de gelijkvloers tot een bouwdiepte van 14,40m heeft een hoogte van 3,15m.
De gevels van de uitbreiding worden opgetrokken in witte bepleistering.
De uitbreiding heeft een plat dak.
Op 2,55m achter de woning en op 8m van de linker perceelsgrens is een garage ingeplant. De garage is 6m diep, 3,40m breed en 2,75m hoog.
De gevels werden bekleed in rode gevelsteen, afgewerkt met een plat dak.
Op 7m naast de woning en op 1,18m van de rechter perceelsgrens werd een tuinhuis ingeplant.
Het tuinhuis is 2,20m diep, 8m breed en 2,45m hoog.
De gevels werden bekleed in wit geschilderde gevelsteen, afgewerkt met een plat dak.
De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 108,59m².
De toegang tot het perceel is 2,98m breed.
De oprit werd aangelegd in klinkers en ligt op minimum 8m van de linker perceelsgrens. Achter de woning wordt een terras van 17m² aangelegd.
De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 97m².
Er worden bomen gerooid en ook aangeplant.
Juridische gronden
- Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen. - Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'. - Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO. - Ministerieel besluit van 6 april 1994
Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde. - Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. - Omzendbrief van 8 juli 1997
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen. - Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen. - Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend. - Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen. - Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen. - Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden. - Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn. - Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren. - Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding. - Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen - Decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, wat betreft de omgevingsvergunning
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van artikel 5 van het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, wat betreft de omgevingsvergunnings
Inspraak en advies
- Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
Het advies van gemeentelijke themaconsulent natuur en groen afgeleverd op 26 augustus 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
De aanvrager wenst een verbouwing te doen en enkele bomen te vellen. De te vellen bomen hebben slechts een beperkte esthetische waarde. De aanvrager voorziet op het inplantingsplan een heraanplanting met 7 laagstammige fruitbomen. Dit is echter onvoldoende om te voldoen aan het groene karakter van de omgeving. In die zin is het noodzakelijk om een beperkte heraanplanting uit te voeren.
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:
o een beperkte heraanplanting uit te voeren met minstens 4 inlandse hoogstammige loofbomen van eerste grootte plantmaat 10/12 en 4 inlandse hoogstammige loofbomen van tweede grootte plantmaat 8/10;
o de heraanplanting met bomen van eerste grootte dient bij voorkeur met een onderlinge plantafstand van minstens 8m. De heraanplanting mag niet gebeuren onder de kruinen van bestaande bomen. Voor de bomen van tweede grootte bij voorkeur een onderlinge plantafstand van 5m hanteren;
o de heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren;
o de aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer in: een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven;
o bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, namelijk het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden;
o indien bronbemaling nodig is dient voldaan te worden aan de zorgplicht (bijvoorbeeld retourbevloeiing) aan de bestaande bomen in de omgeving;
o geen grondophogingen, zelfs tijdelijk, aan te brengen onder de bestaande bomen;
o de vorm van paden, oprit en terrassen aanpassen aan de inplanting van bestaande bomen zodat die behouden kunnen blijven;
o om schade aan bestaande bomen te voorkomen tijdens de bouw - en of wegenwerken dienen vanaf de start van de uitvoeringswerken boombeschermende maatregelen uitgevoerd te zijn zoals onder meer het plaatsen van een hekwerk, het leggen van rijplaten enzovoort om de bestaande bomen te beschermen;
o een bankwaarborg te voorzien van 3.000 euro ter garantie voor het behoud in een goede gezondheid van alle te behouden bomen, behoud van de bos-parkstructuur, het toepassen van boombeschermingsmaatregelen en uitvoering heraanplantingswerken zoals eerder omschreven.
- Pidpa Riolering
Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 8 juni 2020 onder referentie L-20-886/192209, luidt: voorwaardelijk gunstig.
Betreffende de aan te leggen rioleringsinfrastructuur:
o beschrijvend gedeelte:
1.5.1. van toepassing zijnde regelgeving:
- de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;
- het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem);
- de “Basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer” pidpa-riolering (zie website Pidpa);
- het Algemeen waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
- het Bijzonder Waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
- de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;
- deze lijst is niet limitatief.
- Ligging volgens het zoneringsplan:
- De ontwikkeling is gelegen in het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd).
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:
o Specifieke voorwaarden:
o De DWA-afvoer en de RWA-afvoer zullen dienen aangesloten te worden op de bestaande gemengde riolering langsheen de Liersebaan.
o Volgens de bijgevoegde aanstiplijst hemelwater is de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater niet van toepassing op het dossier.
o Een voldoende gedimensioneerde (volgens ‘Waterwegwijzer bouwen en verbouwen’) en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van de toiletten is aan te raden. Deze werd voorzien en staat op het plan vermeld.
o Eén DWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke (toekomstige) overgang van privéwaterafvoer naar het (toekomstig) openbaar saneringsnetwerk is verplicht.
o De bestande huisaansluiting van de woning dient herbruikt te worden. Tijdens de werkzaamheden dient deze aansluiting op een degelijke wijze afgesloten te worden, zodat er geen onnodig vuil, zand, afval in de riolering kan terechtkomen. Nieuwe huisaansluitingen (op een andere locatie of met een grotere diameter) zijn ten laste van de ontwikkelaar. Deze dienen aangevraagd te worden bij Pidpa-Riolering.
o Eén RWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke toekomstige overgang van privéwaterafvoer naar het openbaar saneringsnetwerk, tenzij wordt aangesloten op een gracht of een ander open hemelwaterlichaam is verplicht.
o De huisaansluitputjes, de plaatsing ervan en de aansluiting op de riolering zijn ten laste van de ontwikkelaar. De aansluiting dient aangevraagd te worden bij Pdipa-Riolering.
o Algemene voorwaarden:
- Voor elke aansluiting op de riolering dient een aanvraag gericht te worden aan Pidpa-Riolering.
- De riolering op privéterrein dient verplicht gekeurd te worden op de afkoppeling van het hemelwater.
- Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid
Het advies van Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid afgeleverd op 6 juli 2020, luidt: gunstig.
De aanvraag is verenigbaar met de doelstellingen van het Decreet Integraal Waterbeleid.
- Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 22 mei 2020 tot 20 juni 2020.
Er werden geen bezwaarschriften ingediend.
Argumentatie
In toepassing op de artikelen 4.3.5.tot en met 4.3.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Liersebaan een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.
Waterparagraaf: het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
- Functionele inpasbaarheid
Het verbouwen en uitbreiden van een bestaande woning, het afbreken van een bijgebouw en de regularisatie van een tuinberging is functioneel inpasbaar in deze omgeving.
- Het mobiliteitsaspect
De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.
- De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
De aanvraag voldoet grotendeels aan de voorschriften. Het gebouw wijkt echter wel af van het BPA Dorpskom Zuid deel 2. Het BPA bepaalt dat:
o een woning (tot 13m bouwdiepte) een kroonlijsthoogte van 6,00m mag hebben. De aanvraag voorziet een uitbreiding met een hoogte van 6,15m.
o bijgebouwen tot op minimum 3m afstand van de perceelsgrens dient voorzien te worden. De aanvraag voorziet de regularisatie van een bijgebouw tot op 1,80m van de rechter perceelsgrens;
o bijgebouwen op minimum 10m uit de achtergevelbouwlijn mogen voorzien worden. De aanvraag voorziet de regularisatie van een bijgebouw gelegen naast het hoofd gebouw en de regularisatie van een garage op minder dan 10m achter het hoofdgebouw.
In een vergunning kunnen, na een openbaar onderzoek, beperkte afwijkingen worden toegestaan op stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen zoals voorzien in artikel 4.4.1§1 van de VCRO. Afwijkingen kunnen niet worden toegestaan voor wat betreft: de bestemming, de maximaal mogelijke vloerterreinindex, het aantal bouwlagen.
Omdat de afwijkingen beperkt zijn en er tijdens het openbaar onderzoek geen bezwaren ingediend werden, kan dit uitzonderlijk toegestaan worden.
De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.
- Visueel-vormelijke elementen
De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.
- Cultureel historische aspecten
Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
- Bodemreliëf
De aanvraag behoudt het bestaande grondniveau. De nulpas wordt voorzien op 10cm boven de straatpas.
- Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.
Conclusie
Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.
Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.
Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):
- het advies van de gemeentelijke themaconsulent natuur en groen naleven;
- het advies van Pidpa-Riolering naleven.
BESLUIT
Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.