College van burgemeester en schepenen zitting van 04 05 2020
Omgeving - Kotsbosweg 13A - Cloos - Verhoeven - het afbreken van een bestaand tuinhuis en het bouwen van een vrijstaande ééngezinswoning - OMG 2020/13
Voorgeschiedenis
- Stedenbouwkundige vergunning(en)
o afbraak vakantiewoning + garage - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 8 juli 2013 - 2013/147
o het bouwen van een ééngezinswoning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 25 september 2017 - SV 2017/134
- Stedenbouwkundige attest(en)
- bouwen van een vrijstaande ééngezinswoning - positief door college van burgemeester en schepenen - 11 juni 2012 - 2012/08
Feiten en context
- Dossiergegevens
Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Cloos - Verhoeven, op 13 januari 2020 ontvangen.
De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Kotsbosweg 13A.
De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.
Het betreft een aanvraag voor het afbreken van een bestaand tuinhuis en het bouwen van een vrijstaande ééngezinswoning.
Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 2 maart 2020. De uiterste beslissingsdatum is 31 mei 2020.
De aanvrager heeft op 17 maart 2020 een wijzigingsaanvraag ingediend. Na controle werd de wijzigingsaanvraag goedgekeurd op 19 maart 2020. De uiterste beslissingsdatum blijft 31 mei 2020.
- Planologische context
Het goed ligt in gebieden voor verblijfrecreatie volgens gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Kotsbos Wijziging, goedgekeurd op 19 juni 2006.
Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.
- Specifieke voorschriften
Het BPA Kotsbos herziening bepaalt:
Artikel 1: Zone voor verblijfsrecreatie met beperkt woonrecht
1.1. Bestemming
o Eéngezinswoning: als hoofdverblijf van een gezin; of weekendverblijf of tweede verblijf: als tijdelijk, onderbroken verblijf van een gezin. Per perceel is slechts één weekendverblijf of ééngezinswoning toegelaten.
o Caravans, zwembaden en tennisvelden zijn niet toegelaten.
o Beplantingen: hoogstammen en heesters.
1.2. Verkaveling
Nieuwe verkavelingen of herverkavelingen van bestaande percelen zijn niet toegestaan.
1.3. Reliëfwijzigingen
Reliëfwijzigingen en hellende op- en afritten blijven beperkt tot maximum 0,50m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld en op voorwaarde dat ze geen invloed hebben op de waterhuishouding en op de natuurlijke loop van het hemelwater naar en van de aanpalende percelen. Hoogteverschillen worden op het eigen terrein opgevangen en er wordt steeds aangesloten op het peil van de aanpalende percelen.
1.4. Waterzuivering en waterbeheer
In functie van een integrale waterhuishouding dient te worden voldaan aan de volgende richtlijnen:
o het ter plaatse opvangen en bufferen van hemelwater afkomstig van daken;
o het maximaal plaatselijk en tijdig verbruiken van dit gebufferde oppervlaktewater of het plaatselijk infiltreren ervan en het minimaal lozen van het oppervlaktewater naar het waterlopenstelsel;
o zolang er geen aansluiting is op een gezamenlijk rioolnet met afvalwaterzuiveringsinstallatie of op het openbaar rioolnet, moet elk weekendverblijf of elke ééngezinswoning ten minste aangesloten zijn op een septic tank of een alternatief waterzuiveringssysteem. Rechtstreekse lozing van het afvalwater in open grachten is verboden.
1.5. Nutsvoorzieningen
Alle aansluitingen en de distributie van elektriciteit gebeuren ondergronds via een openbaar toegankelijk distributienet.
Tanks voor gas en andere brandstoffen kunnen bovengronds opgericht worden, wanneer ze een inhoud hebben van maximaal 500 liter. Deze tanks dienen met een streekeigen groenscherm afgeboord te worden indien ze niet verdekt en aansluitend aan de woning worden opgesteld.
Tanks met een groter volume dan 500 liter dienen ondergronds aangebracht te worden.
Er is slechts één tank per ééngezinswoning of weekendverblijf toegelaten.
1.6. Erfscheidingen
Op de zij- en achterste perceelsgrens zijn enkel volgende afsluitingen toegelaten: draadafsluitingen en hagen met een maximale hoogte van 2m. Langs de perceelsgrenzen met het geklasseerde landschap Brechtse Heide zijn deze draadafsluitingen enkel toegelaten wanneer aan de buitenkant (kant Brechtse Heide) van deze draadafsluiting een haag in streekeigen beplanting wordt aangeplant. Op de voorste perceelsgrens mogen enkel volgende afsluitingen en hagen met een maximale hoogte van 1m.
Erfscheidingen in prikkeldraad, betonplaten, stenen muren, houten palen met dwarsplanken, houten panelen, houten vlechtschermen en rietmatten en dergelijke zijn verboden.
1.7. Specifieke voorschriften binnen de bouwstrook
1.7.1. Plaatsing van de gebouwen
Het weekendverblijf of de ééngezinswoning is een vrijstaand gebouw, opgetrokken binnen de bouwstrook, waarvan:
o de voorgevel en de eventueel naar de straat gerichte zijgevel zich op minimum 6 m achter de rooilijn bevinden;
o de zijgevels zich op minimum 3m van de zijdelingse perceelsgrens bevinden;
o de achtergevel zich op minimum 6m van de achterste perceelsgrens bevindt.
Terrassen zijn aansluitend aan het weekendverblijf of de ééngezinswoning.
1.7.2. Afmetingen van de gebouwen
o Terreinbezetting: maximaal 80m² en maximaal 20m² al of niet overdekt terras.
o Voorgevelbreedte: minimaal 5m.
o Kroonlijsthoogte: minimaal 2,50m en maximaal 3,50m.
o Nokhoogte: maximaal 7,50m.
o Kelderverdieping: niet toegestaan.
o Bovenverdieping in het dakvolume is toegestaan.
1.7.3. Welstand van de gebouwen
Ieder gebouw dient op architecturaal gebied in harmonie te zijn met de omgeving én dient tevens op zichzelf een harmonisch geheel te vormen door een gepast gebruik van de aard en de kleur van de materialen.
a. Dakvorm:
o de daken worden uitgevoerd met een maximale dakhelling van 45°;
o dakuitbouwen zijn toegelaten tot maximum 1/10 van het dakoppervlak van elk dakvlak;
o dakoversteken komen maximum 0,40m voorbij de bouwperimeter;
o zonnepanelen zijn toegelaten indien zij in het dakvlak liggen;
o dakvlakvensters zijn toegelaten.
b. Gevelmaterialen
De gevels worden uitgevoerd in gevelsteen, natuursteen, hout, glas, sierbepleistering of leem. Betonplaten en geprofileerde staalplaten zijn verboden.
c. Dakbedekking
De dakbedekking wordt uitgevoerd in dakpannen, tegelpannen, leien of zink of koperplaten. Bitumineuze dakbedekking of roofing wordt enkel toegestaan op platte daken. Golfplaten zijn verboden.
1.7.4. Verhardingen binnen de bouwstrook
Verhardingen binnen de bouwstrook zijn slechts toegelaten als toegang tot het weekendverblijf of de ééngezinswoning en als terras, met een maximale verharde oppervlakte van 20% van de bouwstrook. Alle verhardingen zijn kleinschalig en enkel toegelaten in waterdoorlatende materialen (betonstraatstenen, klinkers, dolomiet…).
1.7.5. Beplantingen binnen de bouwstrook
o Het niet-bebouwde en niet-verharde gedeelte van de bouwstrook moet als groene ruimte worden aangelegd en als zodanig worden behouden.
o Het verwijderen van bomen en struiken is enkel toegelaten om toegang te nemen tot het weekendverblijf, op de plaats waar de constructie opgericht wordt en binnen een zone van 3m errond.
o De inplanting van de constructie dient zodanig te worden gekozen dat zo weinig mogelijk hoogstammige bomen dienen te worden gekapt. Deze inplanting moet verantwoord worden aan de hand van een gedetailleerd plan van de bestaande toestand, waarop de beplanting is weergegeven. Aan de stedenbouwkundige vergunning kunnen voorwaarden worden opgelegd met het doel het vrijwaren of herstellen van bestaande begroeiing of het realiseren van nieuwe aanplantingen.
o Alle aanplantingen moeten geschieden in overeenstemming met de natuurlijke begroeiing, zodat het bebost gebied behouden blijft, en met soorten volgens de lijst van streekeigen bomen en heesters.
- Bestaande toestand
Het betreft een perceel van 740m² groot. Op het perceel is er wel een houten bijgebouw aanwezig welke wordt verwijderd.
Het perceel is niet gelegen in de dorpskern maar wel in een vroegere weekendzone, Kotsbos.
Het perceel is gelegen in de dorpskern.
Het perceel is gelegen aan de rand van de dorpskern.
Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.
Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een weekendverblijf.
In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: weekendverblijven en ééngezinswoningen.
De directe omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwing.
Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving is een mix van verschillende stijlen.
Het pand is niet als monument geklasseerd en is niet opgenomen op de inventaris van onroerend erfgoed.
Het perceel is gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied.
- Nieuwe toestand
De aanvraag gaat over het afbreken van een bestaand tuinhuis en het bouwen van een vrijstaande ééngezinswoning op een perceel van 740m².
De nieuwe woning wordt ingeplant tot op 6m uit de rooilijn, op 4,66m van de rechter perceelsgrens en op 8m van de linker perceelsgrens. De voorgevel van de woning heeft een breedte van 8m op een kavelbreedte van 20,66m, gemeten op de voorgevelbouwlijn. De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 12,50m. De kroonlijsthoogte bedraagt 3,50m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een hellend dak van 45° met een nokhoogte van 7m. De gevels worden opgetrokken in hout. Het dak wordt afgewerkt met leisteen.
De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 100m².
De toegang tot het perceel is 4m breed. De oprit wordt aangelegd in waterdoorlatende materialen en ligt op minimum 4m van de rechter perceelsgrens.
De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 24m².
Er worden bomen gerooid.
Juridische gronden
o Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
o Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
o Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO.
o Ministerieel besluit van 6 april 1994
Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
o Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
o Omzendbrief van 8 juli 1997
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
o Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
o Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.
o Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen.
o Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
o Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden.
o Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn.
o Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren.
o Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
o Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen
o Decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, wat betreft de omgevingsvergunning
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van artikel 5 van het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, wat betreft de omgevingsvergunning
Inspraak en advies
o Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
Het advies van gemeentelijke themaconsulent natuur en groen afgeleverd op 19 maart 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
Voor de uitvoering van de geplande werken dienen geen bomen te worden geveld. De aanvrager voorziet op zijn inplantingsplan een heraanplanting met bomen.
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:
d. het bos - parkkarakter, de bos - parkstructuur van het perceel wordt behouden of hersteld. Conform artikel 1.7.5. van de stedenbouwkundige voorschriften van 9 mei 2005 van het BPA Kotsbos dient een heraanplanting uitgevoerd. De voorziene niet inheemse boomsoorten, aangeduid op het inplantingsplan nieuwe toestand, dienen vervangen te worden door standplaatsgeschikte streekeigen boomsoorten en moeten regelmatig verspreid worden over het gele perceel zoals op de open plekken van de locaties van de af te breken constructies;
e. de heraanplanting met bomen van eerste grootte dient bij voorkeur met een onderlinge plantafstand van minstens 8m. De heraanplanting mag niet gebeuren onder de kruinen van bestaande bomen. Voor de bomen van tweede grootte bij voorkeur een onderlinge plantafstand van 5m hanteren;
f. de heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren;
g. de aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer in: een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven;
h. bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, namelijk het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden;
i. indien bronbemaling nodig is dient voldaan te worden aan de zorgplicht (bijvoorbeeld retourbevloeiing) aan de bestaande bomen in de omgeving;
j. geen grondophogingen, zelfs tijdelijk, aan te brengen onder de bestaande bomen;
k. de vorm van paden, oprit en terrassen aanpassen aan de inplanting van bestaande bomen zodat die behouden kunnen blijven;
l. om schade aan bestaande bomen te voorkomen tijdens de bouw - en of wegenwerken dienen vanaf de start van de uitvoeringswerken boombeschermende maatregelen uitgevoerd te zijn zoals onder meer het plaatsen van een hekwerk, het leggen van rijplaten enzovoort om de bestaande bomen te beschermen;
m. een bankwaarborg te voorzien van 2.000 euro ter garantie voor het behoud in een goede gezondheid van alle te behouden bomen, behoud van de bos-parkstructuur, het toepassen van boombeschermingsmaatregelen en uitvoering heraanplantingswerken zoals eerder omschreven.
o Agentschap voor Natuur en Bos
Het advies van Agentschap voor Natuur en Bos afgeleverd op 22 april 2020 onder referentie 20-204675, luidt: voorwaardelijk gunstig.
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:
o De vergunning wordt verleend op grond van artikel 90bis, §5, derde lid, van het Bosdecreet en onder de voorwaarden zoals opgenomen in het hierbij gevoegde compensatieformulier met kenmerk: 20-204675.
o De te ontbossen oppervlakte bedraagt 350m². Deze oppervlakte valt niet meer onder het toepassingsgebied van het Bosdecreet.
o De resterende bosoppervlakte van 414m² moet als bos behouden blijven. Bijkomende kappingen in deze zone kunnen maar uitgevoerd worden mits machtiging door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het is evenmin toegelaten in deze zone constructies op te richten of ingrijpende wijzigingen van de bodem, de strooisel-, kruid- of boomlaag uit te voeren.
o De bosbehoudbijdrage van 1.900,50 euro dient binnen de 4 maanden, vanaf de datum waarop gebruik mag gemaakt worden van deze vergunning gestort worden.
o Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid
Het advies van Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid afgeleverd op 1 april 2020 onder referentie DWAD-2020-0336, luidt: voorwaardelijk gunstig.
Verenigbaarheid met het watersysteem
Het perceel is ingekleurd als effectief overstromingsgevoelig volgens de watertoetskaart.
Het is dan ook noodzakelijk om voor de woning zelf een veilig bouwpeil te hanteren.
Een ophoging kan enkel toegestaan worden voor de woning zelf een veilig bouwpeil te hanteren.
Een kelder wordt vanuit oogpunt water afgeraden.
De tuin kan niet opgehoogd worden, daar het noodzakelijk is, dat de tuin zelf zijn waterbergende functie behoudt.
Mogelijke schadelijke effecten zouden kunnen ontstaan door:
- Wijziging van infiltratie naar het grondwater
De aanvraag voorziet enkele maatregelen die het negatieve effect voldoende herstellen/compenseren, mits ze uiteraard correct uitgevoerd worden. Zo wordt er een hemelwaterput en een infiltratievoorziening voorzien, zie punt 4.2.1.
o Voorwaarden en maatregelen
- Algemene wettelijke voorwaarden
- Waterkwantiteit: vasthouden > bergen > afvoeren
Niet functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Het dakwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (als toiletspoeling, waswater, beregening, …) Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat – gebufferd. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag worden afgevoerd. Er moet minstens voldaan zijn aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater. - Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren
Er dient rekening gehouden met de voorschriften die geformuleerd staan in de Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen (VMM) (Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelinginstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties, aanvullingen met betrekking tot de herwaardering van grachtenstelsels, hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen en andere aanvullingen en updates).
Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in de regenwaterafvoerleiding en regenwater in de droogweerafvoerleiding. Het is uiteraard verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op een droogweerafvoerleiding. De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 van Vlarem II; een IBA of kleinschalige waterzuivering dient voorzien.
- Specifieke voorwaarden (artikel 8 §1 DIW van 18 juli 2003 en artikel 7 § 1 4° UB van 20 juli 2006).
Teneinde het schadelijk effect te voorkomen/beperken/herstellen/compenseren worden de volgende specifieke voorwaarden opgelegd:- Voor de wijziging van infiltratie naar het grondwater
Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minstens voldoet aan de gewestelijke, provinciale, gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterverordening inzake hemelwaterputten en andere. Verder moet voldaan worden aan artikel 6.2.2.2.1.2. §4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6° a) opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater, en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer.
De dakoppervlakte watert af naar een hemelwaterput, die overloop naar een infiltratievoorziening. Dit hemelwater zal herbruikt worden volgens de ingevulde aanstiplijst als spoelwater voor toiletten, wasmachines en buitenkraan.
Het verplichte hergebruik van hemelwater door middel van een pomp en apart leidingcircuit moet opgenomen worden in de vergunning en wordt bij voorkeur na de werken gecontroleerd door de gemeente.
Het project omvat een kruipkelder/kelder.
Omwille van de inkleuring als effectief overstromingsgevoelig gebied wordt een kelder vanuit oogpunt water afgeraden. Indien de bouwheer toch opteert voor een ondergrondse verdieping is dit op eigen risico.
Volgens de plannen wordt er een infiltratiesysteem met ondergrondse kratten vooropgesteld.
Om infiltrerend te werken is het belangrijk dat een infiltratievoorziening volledig boven de hoogste grondwaterstand (= gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand) wordt geplaatst. Volgens de bodemkaart ligt deze grondwaterstand op 60cm diepte. De werkelijke diepte van de grondwaterstand kan echter (licht) afwijken van deze kaartgegevens. Daarom wordt geadviseerd om de grondwaterstand in het voorjaar (maart) na te gaan en te kiezen voor een infiltratievoorziening die hier volledig boven geplaatst kan worden. Indien de grondwaterstand te hoog zou zitten voor en ondergrondse infiltratievoorziening, dient de infiltratievoorziening vervangen door een open ondieper systeem (wadi).
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:
o Het verplichte hergebruik van hemelwater door middel van een pomp en apart leidingcircuit met opgenomen worden in de vergunning en wordt bij voorkeur na de werken gecontroleerd door de gemeente.
o Ondergrondse verdieping is op verantwoordelijkheid van de bouwheer.
o Infiltratievoorziening volledig boven de gemiddeld voorjaarsgrondwaterstand plaatsen. Mogelijk dienen de infiltratiekratten vervangen door een ondiepere infiltratievoorziening, type wadi (diepte 30cm).
o De tuin niet ophogen.
o Pidpa Riolering
Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 6 april 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
Betreffende de aan te leggen rioleringsinfrastructuur:
o beschrijvend gedeelte:
- van toepassing zijnde regelgeving:
- de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;
- het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem);
- de “Basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer” pidpa-riolering (zie website Pidpa);
- het Algemeen waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
- het Bijzonder Waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
- de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;
- deze lijst is niet limitatief.
- Ligging volgens het zoneringsplan:
- De ontwikkeling is gelegen in het collectief te optimaliseren buitengebied, dit is de zone waar de aansluiting nog zal worden gerealiseerd (groen).
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:
o Specifieke voorwaarden:
- Er zijn momenteel geen afvoermogelijkheden voor DWA en RWA naar het openbare stelsel in de Kotsbosweg.
- De DWA dient aangesloten te worden op een IBA (individuele behandeling van afvalwater) en de RWA dient ter plaatse te infiltreren.
- Voorlopig volstaat het om de afvoer van DWA aan te sluiten op een septische put (alle afvalwater) met overloop naar de verplicht te plaatsen IBA (individuele behandeling van afvalwater). Wel dienen nu reeds de nodige leidingen aangelegd te worden voor de afvoer van DWA (en eventueel RWA) op privaat domein tot de rooilijn. Dit in afwachting van de aanleg van riolering in de Kotsbosweg.
- Van zodra er riolering wordt aangelegd in de Kotsbosweg dient de IBA buiten dienst gesteld te worden, ten laste van de eigenaar, en dient er verplicht aangesloten te worden op de openbare riolering.
- De overloop (effluent) van de IBA dient aangesloten te worden op een infiltratievoorziening.
- De regenwaterput met een inhoud van 10.000 liter voldoet aan de bijgevoegde aanstiplijst hemelwater voor de nieuwbouw of herbouw van een of meer ééngezinswoningen.
- De regenwaterput dient voorzien van effectief herbruik van regenwater, dit is voorzien door de aansluiting van twee toiletten, een wasmachine en twee dubbeldienstkraan.
- De overloop van de regenwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening met minimum 1.000 liter (effectief 2.500 liter) infiltratievolume en minimum 1,6m² (effectief 2,3m²) infiltratie oppervlakte. De overloop hiervan mag worden aangesloten op het openbaar domein ter hoogte van de rooilijn. Men moet er wel aandacht aan besteden dat de infiltratievoorziening geplaatst wordt boven het grondwaterniveau.
- Een voldoende gedimensioneerde (volgens ‘Waterwegwijzer bouwen en verbouwen’) en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van alle afvalwater is verplicht.
- Zowel het fecale afvalwater als het overige sanitaire afvalwater dienen aangesloten te worden op de septische put.
- Eén DWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke (toekomstige) overgang van privéwaterafvoer naar het (toekomstig) openbaar saneringsnetwerk is verplicht.
- Eén RWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke toekomstige overgang van privéwaterafvoer naar het openbaar saneringsnetwerk, tenzij wordt aangesloten op een gracht of een ander open hemelwaterlichaam is verplicht.
- De huisaansluitputjes, de plaatsing ervan zijn ten laste van de ontwikkelaar.
o Algemene voorwaarden:
- Voor elke aansluiting op de riolering dient een aanvraag gericht te worden aan Pidpa-Riolering.
- De riolering op privéterrein dient verplicht gekeurd te worden op de afkoppeling van het hemelwater.
Argumentatie
- Wegenis
In toepassing op de artikelen 4.3.5.tot en met 4.3.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Kotsbosweg een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.
- Watertoets
Waterparagraaf: het voorliggende (bouw)project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied. De ondergrondse constructie heeft beperkte dimensies en geeft geen aanleiding tot een verminderde infiltratie in de bodem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Voor het betrokken project werd de watertoets uitgevoerd volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 5 juli 2013. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke/provinciale/gemeentelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in de plaatsing van een hemelwaterput van 5.000 liter met een overloop op een infiltratievoorziening met een buffervolume van 2.500 liter en een infiltratieoppervlakte van 6,28m² zodat aan de verordening voldaan wordt. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
- Functionele inpasbaarheid
Het afbreken van een bestaand tuinhuis en het bouwen van een vrijstaande ééngezinswoning is functioneel inpasbaar in deze omgeving.
- Het mobiliteitsaspect
De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.
- De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.
- Visueel-vormelijke elementen
De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.
- Cultureel historische aspecten
Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
- Bodemreliëf
De aanvraag wijzigt het bestaande grondniveau rondom de woning. De nulpas wordt voorzien op 30cm boven de straatpas.
- Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.
Conclusie
Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.
Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.
Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):
- het advies van de gemeentelijke themaconsulent natuur en groen naleven;
- het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos naleven;
o het advies van Pidpa-Riolering naleven;
o het advies van Departement Leefmilieu Dienst Waterbeleid naleven;
- het hemelwater dient te worden opgevangen in (een) regenwaterput(ten) met een totale inhoud van minimum 5.000 liter. Het regenwater moet hergebruikt worden met minimum 1 aftappunt. De overloop van de put moet worden aangesloten aan een infiltratievoorziening met een buffervolume van minimum 1.000 liter en een infiltratieoppervlakte van 1,60m² zodat aan de verordening voldaan wordt;
- de afvoerleidingen van fecaliën dient aangesloten te worden op een septische put;
- er moet een Individuele Basisinstallatie voor Afvalwater (IBA) voorzien worden die voldoet aan de Vlarem wetgeving;
- het gebouw dient enkel als eengezinswoning te worden aangewend.
BESLUIT
Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.
Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.