VERGADERING

COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN

 

 

datum College van burgemeester en schepenen

19 oktober 2020

aanwezig

Dirk Bauwens, burgemeester; Olivier Verhulst, Kathleen Krekels, Peter Mendonck, Marian Van Alphen, Pascale Gielen, schepenen; Ilse Konings, wnd algemeen directeur;

verontschuldigd

Tine Vervisch, algemeen directeur;

 

OPENBAAR VERSLAG

 

Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Goedkeuring verslag vergadering college van burgemeester en schepenen - 12 oktober 2020

 

 

Juridische gronden

Artikel 50 van het decreet lokaal bestuur
De notulen worden goedgekeurd op de eerstvolgende gewone vergadering van het college van burgemeester en schepenen.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen keurt het verslag van de vergadering van 12 oktober 2020 zonder opmerkingen goed.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Lijst bestelbonnen en betaalloten

 

 

Juridische gronden

Artikel 56, § 3, 3° van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financieel beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen verleent goedkeuring aan:

          de bestelbonnen van 5.278 tot en met 5.335;

          de betaalloten van 169 tot en met 170.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Raadscommissie - dagorde 3 november 2020

 

 

Juridische gronden

          Artikel 55 van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad van 21 januari 2019
De commissies hebben als taak:

          de besprekingen in de gemeenteraadszittingen voor te bereiden;

          advies te verlenen en voorstellen te formuleren over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de inspraak van de bevolking telkens als dat voor de beleidsvoering wenselijk wordt geacht;

          de ingediende vragen, interpellaties, voorstellen, resoluties en moties voor te bereiden;

          een tussentijdse stand van zaken te geven van strategische beleidsdossiers, los van de agenda van de gemeenteraad;

          het opvragen van adviezen aan de adviesraden telkens de commissie dit als belangrijk beschouwt. De commissie kan daartoe een afgevaardigde van de adviesraad uitnodigen om toelichting te geven op de betreffende commissie;

          het opvolgen en voorbereiden van schriftelijke vragen aan en adviezen van de adviesraden;

          het behandelen van de verzoekschriften ingediend conform artikel 304 §2 van het gemeentedecreet, en in voorkomend geval het horen van de indiener(s) van het verzoekschrift, bij doorverwijzing door de gemeenteraad om meer uitleg te krijgen over de inhoud van het verzoekschrift.

          Artikel 60 van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad van 21 januari 2019
De commissies worden, behoudens hoogdringendheid, minimum twee weken voor de vergadering door hun voorzitter bijeengeroepen. Een derde van de leden van de commissie kunnen de voorzitter vragen een commissie bijeen te roepen. De oproeping gebeurt per mail en bevat in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering. Deze informatie wordt door publicatie op de webstek bekendgemaakt aan het publiek.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen beslist volgende items op de agenda voor de raadscommissie van 3 november 2020 te plaatsen:

          verslag raadscommissie 5 oktober 2020;

          toekomst beeldende en audiovisuele kunsten (2);

          plannen Vervoerregio Antwerpen;

          personeelsformatie.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Raadscommissie - verslag 5 oktober 2020

 

 

Voorgeschiedenis

Goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad op 21 januari 2019 waarin de regels over de samenstelling en de werkwijze van raadscommissies bepaald is.

 

Juridische gronden

Artikel 63 § 2 van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad
Het verslag van de commissie wordt per mail overgemaakt aan de aanwezigen, die de kans krijgen om opmerkingen te formuleren. Deze opmerkingen worden gebundeld achteraan het verslag opgenomen.             

 

Argumentatie

De raadscommissie vond plaats op 5 oktober 2020.

 

Kennisname

Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het verslag van de raadscommissie van 5 oktober 2020.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Buurtinformatienetwerken (BIN) - aantal leden en toelagen

 

 

Voorgeschiedenis

          Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 5 november 2001 om de buurt informatienetwerken (BIN) te ondersteunen volgens het aantal deelnemende woningen: een toelage van 15.000,-BEF (100 t/m 250 woningen), 20.000,-BEF (251 t/m 500 woningen) of 25.000,-BEF (meer dan 500 woningen).

          De bedragen werden in de jaarlijkse lijst van toelagen toegekend door de gemeenteraad omgerekend naar 370 / 500 / 620 euro.

 

Feiten en context

Onderstaande tabel geeft weer hoeveel deelnemers elke BIN ondertussen heeft.

BIN

Aantal leden 2017

Aantal leden april 2019

Aantal leden 1 september 2020

Toelage

Schils Veld

136

170

209

370 euro

Z

235

geen info

geen info

wenst geen toelage

Bergen

305

311

geen info

500 euro

Schilde-Centrum

417

451

478

500 euro

Steynhoeve

525

575

568

620 euro

Gouwberg

288

297

299

500 euro

Drijhoek

96

96

96

geen toelage

Picardië

229

251

266

500 euro

Hertebos

/

249

267

500 euro

Zonnebos

/

110

136

370 euro

 

Juridische gronden

          Artikel 41, 23° van het decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad is bevoegd voor het vaststellen van subsidiereglementen en het toekennen van nominatieve subsidies.

          Artikel 56, §1 van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen bereidt de beraadslagingen en besluiten van de gemeenteraad voor.

 

Argumentatie

          Het bestuur wil de lokale buurtinformatienetwerken ondersteunen om de veiligheid en het veiligheidsgevoel te versterken.

          De BIN-coördinatoren worden jaarlijks in het voorjaar uitgenodigd om de toelage aan te vragen. Als het nodig is kan het bedrag aangepast worden via de budgetwijziging.

 

Financiële gevolgen

 

Actie

AC000095

MJP

Algemene rekening

MJP000343

6493000000

Beleidsveld

0480

Bedrag

Visum financieel beheerder

3.860 euro

niet van toepassing

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het ledenaantal van de BIN's op 1 september 2020 en beslist de bedragen aan te passen in de lijst van toelagen als bijlage aan het budget en hiervoor de middelen te voorzien.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Agressieprotocol

 

 

Voorgeschiedenis

In het kader van de Welzijnswet van 4 augustus 1996 en de Codex over het Welzijn op het Werk stelt het bestuur in overleg met de leden van de hiërarchische lijn, de interne en externe diensten preventie en bescherming op het werk en het bevoegd overlegorganen globaal preventieplan op voor een termijn van vijf jaar.

 

Feiten en context

          In het globaal preventieplan (GPP) 2020 - 2025 staat onder het luik psychosociale belasting veroorzaakt door het werk volgende doelstelling:

          Een uitgeschreven agressiebeleid opmaken met stappenplan per doelgroep.

          Er werd gewerkt aan een agressieprotocol voor heel de organisatie.

          Aan de hand van dit agressieprotocol wil het bestuur een maximale ondersteuning bieden aan medewerkers die slachtoffer zijn geworden van agressie;

          Het doel van dit agressieprotocol is om:

          agressie en geweld voorkomen door het nemen van preventieve maatregelen;

          Duidelijk laten merken dat geweld ten opzichte van medewerkers niet geaccepteerd wordt;

          het slachtoffer zo goed mogelijk ondersteunen in het geval van geweld + nazorg verlenen;

          de belangen van het bestuur veilig stellen en de schadeverhalen;

          de medewerkers handvaten te geven.

 

Juridische gronden

          Artikel 56 van het decreet lokaal bestuur
§ 1. Het college van burgemeester en schepenen bereidt de beraadslagingen en de besluiten van de gemeenteraad voor.

          Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
De wet vormt de basis van een grondige hervorming van de wetgeving over veiligheid en gezondheid op het werk: de regeling betreffende de preventie van psychosociale risico's op het werk, waaronder stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.

 

Inspraak en advies

          Besproken met de werkgroep jaar actieplan

          Besproken met de psycholoog en preventieadviseur van Igean

          Besproken met het managementteam

 

Argumentatie

Lokaal bestuur Schilde wil een hoog veiligheidsniveau bereiken en handhaven.

 

Beslissing

Het college van burgemeester en schepen neemt kennis van het agressieprotcol en beslist om dit op de agenda te plaatsen van het syndicaal overleg en de gemeenteraad.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Tijdelijke verordening inzake politie op het wegverkeer naar aanleiding van speelstraat/fluostraat - Kasteeldreef - 12 februari 2021 en 25 juni 2021 - Goedkeuring

 

 

Voorgeschiedenis

Aanvraag via e-mail op 8 september 2020 door basisschool Vennebos

 

Juridische gronden

          Artikel 130 bis van de Nieuwe Gemeentewet
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer.

          Artikel 56 §3 1° van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen.

          Wet betreffende de politie op het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk Besluit van 16 maart 1968, Titel I hoofdstuk 2 over de aanvullende reglementen

          Wet betreffende de politie op het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk Besluit van 16 maart 1968, Titel II over de plaatsing van de verkeerstekens

          Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, artikel 23 en volgende over het parkeren

          Ministerieel Besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald

          Besluit van de Vlaamse regering van 23 januari 2009 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van verkeerstekens

          Omzendbrief MOB/2009/01 van 3 april 2009 betreffende de gemeentelijke aanvullende reglementen op de politie over het wegverkeer

 

Argumentatie

De verkeerssituatie moet aangepast worden voor de organisatie van een speelstraat/fluostraat in de Kasteeldreef op vrijdag 12 februari 2021 en vrijdag 25 juni 2021.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen beslist de Kasteeldreef gedeeltelijk af te sluiten op 12 februari 2021 en 25 juni 2021, telkens van 13 uur tot 15.15 uur naar aanleiding van de organisatie van een speelstraat/fluostraat.

Artikel 2. Deze maatregel wordt ter kennis gebracht met verkeersborden C3. Deze bepaling is niet van toepassing voor de voertuigen van de hulpdiensten zoals ziekenwagens, brandweerwagens en politievoertuigen.

Artikel 3. Afschrift van huidig besluit wordt overgemaakt aan het loket lokaal bestuur.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Fietsenstalling Oudebaan/Molenstraat - herstelling

 

 

Voorgeschiedenis

          2 maart 2020: het college van burgemeester en schepenen beslist de fietsenstalling aan de Oudebaan/Molenstraat te vervangen mits voorafgaand akkoord van de eigenaar van de grond

          12 maart 2020: brief aan eigenaar met vraag of deze akkoord is met vervanging van de fietsenstalling

          20 april 2020: uit plaatsbezoek blijkt dat het voldoende is om enkel het dak te vernieuwen en de stalen constructie te schilderen

          23 april 2020: brief aan eigenaar met vraag of deze akkoord is met voormelde verfraaiingswerken en of er een schriftelijke gebruikersovereenkomst bestaat over het gebruik van de grond

          2 juli 2020: schriftelijke herinnering aan eigenaar in verband met de gebruikersovereenkomst

          19 juli 2020: antwoord eigenaar dat er geen schriftelijke overeenkomst bestaat maar dat er mondeling werd overeengekomen dat de gemeente een fietsenstalling mocht plaatsen vooraan op het perceel in ruil voor het onderhoud van het volledige perceel. De eigenaar wenst deze afspraak te behouden en stelt bijkomende voorwaarden.

          30 juli 2020: e-mail aan eigenaar met principieel akkoord van de verkeerscel met voorwaarden behalve wat het onderhoud van het volledige perceel betreft

 

Feiten en context

Op 28 september 2020 stelt de eigenaar een ultimatum: volledig perceel te onderhouden door de gemeente of de fietsenstalling verwijderen.

 

Juridische gronden

Artikel 56 §3, 1° van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde algemene regels.

 

Inspraak en advies

Advies verkeerscel: voorwaarden eigenaar formaliseren via schriftelijke gebruikersovereenkomst, onderhoud volledig perceel inbegrepen

 

Argumentatie

          Het creëren van een aangename woonomgeving.

          Het faciliteren van fietsers.

          Het formaliseren van het gedeeltelijk gebruik van privé-eigendom door de gemeente.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen beslist volgende bepalingen op te nemen in een schriftelijke gebruikersovereenkomst wat betreft het gedeeltelijk gebruik van privé-eigendom voor het behoud van een fietsenstalling aan de Oudebaan/Molenstraat:

          de gemeente Schilde mag kosteloos gebruik maken van het voorste deel (tot aan de poort) van het perceel kadastraal gekend onder het nummer 173T voor het plaatsen van een fietsenstalling;

          in ruil onderhoudt de gemeente Schilde het volledige perceel namelijk gras, bomen en struiken;

          onderhavige overeenkomst heeft geen bestemmingswijziging van de bouwgrond tot gevolg;

          de overeenkomst is geldig zolang er geen bouwaanvraag ingediend wordt;

          de overeenkomst geldt tussen de gemeente Schilde en de huidige eigenaar. Het perceel mag niet belast worden met erfdienstbaarheden naar eventuele toekomstige eigenaars toe.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Parkeerverbod Moerstraat - definitief voorstel

 

 

Voorgeschiedenis

          13 mei 2019: het college van burgemeester en schepenen beslist parkeerverbod in te stellen in de Moerstraat aan de rechterzijde komende van de Kerkstraat van 20 mei 2019 tot en met 30 juni 2019

          16 september 2019: het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de resultaten van de enquête bij de proefopstelling in de Moerstraat

          21 oktober 2019: het college van burgemeester en schepenen beslist parkeerverbod in te stellen in de Moerstraat aan de rechterzijde komende van de Kerkstraat vanaf 1 november 2019 tot en met 30 april 2020

          21 september 2020: overleg verkeerscel met MPI Zonnebos, Heilig Hart van Maria-instituut en buurtvereniging Moerstraat/Zonnebos

 

Feiten en context

Uit het overleg van 21 september 2020 blijkt dat alle betrokken partijen voorstander zijn van het invoeren van parkeer- en stationeerverbod in de Moerstraat komende van de Kerkstraat tot aan de eerste wegversmalling.

 

Juridische gronden

Artikel 56 §3, 1° van het decreet lokaal bestuur

Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde algemene regels.

 

Inspraak en advies

Gunstig advies van de verkeerscel

 

Argumentatie

Het bevorderen van de verkeersdoorstroming in de Moerstraat.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen beslist parkeer- en stationeerverbod in te stellen in de Moerstraat:

          vanaf de Kerkstraat tot en met Moerstraat 12A, aan beide zijden (uitgezonderd de parkeerstrook buiten de rijbaan ter hoogte van Delhaize);

          van maandag tot en met vrijdag;

          van 8 uur tot 16 uur.

Artikel 2. Deze beslissing wordt via een aanvullend politiereglement voorgelegd aan de eerstvolgende gemeenteraad.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Burgemeesterbesluit - gemachtigd opzichter - Marc de Block

 

 

Voorgeschiedenis

          VDAB stelt op 25 februari 2020 Marc De Block voor als kandidaat gemachtigd opzichter binnen het wijk-werken.

          De nood aan gemachtigde opzichters is groot.

          Marc De Block kan ingezet worden aan de oversteekplaats Turnhoutsebaan/Termaelenbaan.

          Marc De Block volgde de verplichte opleiding bij politiezone Voorkempen op 30 september 2020.

 

Feiten en context

De burgemeester heeft op 13 oktober 2020 een burgemeesterbesluit uitgevaardigd voor de aanstelling van Marc De Block als gemachtigd opzichter.

 

Juridische gronden

          Artikel 59.21 van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer
De opzichters bedoeld in artikel 40bis1.2° moeten gemachtigd zijn door de burgemeester van de gemeente waar zij hun taak uitoefenen.

          Artikel 56 §3 3° van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.

 

Argumentatie

De kandidaat moet gemachtigd worden door de burgemeester om zijn taak als gemachtigd opzichter te kunnen uitvoeren.

 

Kennisname

Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het burgemeesterbesluit van 13 oktober 2020 voor de aanstelling van Marc De Block als gemachtigd opzichter binnen het wijk-werken.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Verslag structureel overleg De Lijn - basisbereikbaarheid en vervoerregio

 

 

Voorgeschiedenis

Uitnodiging De Lijn door de verkeerscel

 

Feiten en context

Op 7 oktober 2020 vond een overleg plaats tussen de verkeerscel en een afvaardiging van De Lijn over de stand van zaken over basisbereikbaarheid en de vervoerregio.

 

Juridische gronden

Artikel 56 §3, 1° van het decreet lokaal bestuur

Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd oor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde algemene regels.

 

Argumentatie

De bereikbaarheid van omliggende gemeenten en de stad Antwerpen met openbaar vervoer op een efficiënte manier verbeteren en dit in het kader van de vervoerregio's.

 

Kennisname

Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het verslag van het overleg van 7 oktober 2020 tussen de verkeerscel en een afvaardiging van de Lijn over basisbereikbaarheid en de vervoerregio.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Patrimonium - Vraag naar aankoop en aanstellen schatter - Friedadreef 61

 

 

Voorgeschiedenis

Het college van burgemeester en schepenen heeft in de vergadering van 6 juni 2016 beslist om wegens de problematiek op het Schildestrand (staat van de constructies, verkrotting) de onroerende goederen in deze zone aan te kopen tegen een maximum prijs van 35 euro per m², dit ongeacht het schattingsverslag opgesteld door een beëdigd schatter.

 

Feiten en context

De eigenaar van het perceel gelegen aan de Friedadreef 61 met de kadastrale gegevens afdeling 1, sectie A, 471 V11 wenst deze eigendom te verkopen aan de gemeente.

 

Juridische gronden

          Artikel 41,11° van het decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad is bevoegd voor daden van beschikking over onroerende goederen;

          Artikel 56 van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen dient de beraadslagingen en de besluiten van de gemeenteraad voor te bereiden;

          Artikel 815 van het Burgerlijk Wetboek zegt dat volgens het vrije markt principe de verkoop aan een derde partij niet kan tegengegaan worden.

 

Argumentatie

De problematiek op Schildestrand.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft interesse in de aankoop van de eigendom gelegen aan de Friedadreef 61 met de kadastrale gegevens afdeling 1, sectie A, 471 V11 met een oppervlakte van 293m².

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen stelt een beëdigd schatter aan om het schattingsverslag op te stellen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Aanleg enkelrichtingsfietspaden N121 tussen Schilde en 's-Gravenwezel - Goedkeuring verrekening 2

 

 

Voorgeschiedenis

          Het college van burgemeester en schepenen verleende in zitting van 20 augustus 2018 goedkeuring aan de gunning van de opdracht “Aanleg enkelrichtingsfietspaden N121 tussen Schilde en 's-Gravenwezel” aan VBG NV, Dellestraat 25 te 3550 Heusden-Zolder tegen het nagerekende offertebedrag van 3.124.856,47 euro incl. btw (0% btw).

          De uitvoering moet gebeuren overeenkomstig de lastvoorwaarden vastgelegd in het bestek met nr. 2017-061/TDU.Het college van burgemeester en schepenen verleende in zitting van 9 december 2019 goedkeuring aan verrekening 1 voor een bedrag in meer van 88.947,51 euro excl. btw of 107.626,49 euro incl. btw.

          Het college van burgemeester en schepenen verleende in zitting van 20 april 2020 goedkeuring aan verrekening 9 voor een bedrag in meer van 20.669,40 euro excl. btw of 25.009,97 euro incl. btw.

 

Feiten en context

Verrekening 2 is opgemaakt en voorgesteld door het studiebureau, Sweco Belgium en gezien en aanvaard door de aannemer van deze werken, Colas Noord nv.

 

Juridische gronden

  • Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen.
  • Bestuursdecreet van 7 december 2018.
  • Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht.
  • Wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.
  • Wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 36.
  • Koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 38 (Wijzigingen voorzien in herzieningsclausules).
  • Koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen.

 

Argumentatie

Tijdens de uitvoering van de opdracht bleek dat het noodzakelijk was om volgende wijzigingen aan te brengen:

          extra huisaansluitingen RWA en DWA;

          opbraak septische putten;

          instroomconstructies met overstort naar DWA;

          herstelling huisaansluiting Brasschaatsebaan 77;

          grachtbeschoeiing in beton ter hoogte van de RWA aansluitingen;

          peilingen naar huisaansluitingen.

Deze verrekening en de vorige reeds goedgekeurde verrekeningen overschrijden het bestelbedrag met 3,51%, waardoor het totale bestelbedrag na verrekeningen nu 3.234.473,38 euro excl. btw of 3.257.492,93 euro incl. btw bedraagt.

Motivering voor deze verrekening:

          betreft een verrekening zonder financiële gevolgen voor ons daar ze gedragen wordt door Pidpa via Hidrosan programma.

De leidend ambtenaar de heer Filip De Clercq verleende gunstig advies.

 

BESLUIT

Enig artikel. Goedkeuring wordt verleend aan verrekening 2 van de opdracht “Aanleg enkelrichtingsfietspaden N121 tussen Schilde en 's-Gravenwezel”.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Aanvraag beschoeiing - Paviljoendreef 16A

 

 

Voorgeschiedenis

          Het college van burgemeester en schepenen heeft in de vergadering van 26 november 2001 toestemming gegeven met betrekking tot het principe en de voorwaarden van het aanbrengen van een beschoeiing aan baangrachten

          Het college van burgemeester en schepenen heeft in de vergadering van 6 juli 2020 beslist om het advies van Pidpa toe te voegen aan de voorwaarden om de grachtbeschoeiingen toe te staan: bij het aanbrengen van een grachtbeschoeiing dient de aanvrager de gracht te onderhouden als een goed huisvader om de goede doorstroming van het water te garanderen

 

Feiten en context

De eigenaar van de eigendom gelegen aan de Paviljoendreef 16A wenst de baangracht voor zijn eigendom te voorzien van een beschoeiing.

 

Juridische gronden

Artikel 56§3 1° van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde regels.

 

Argumentatie

De verfraaiing van de grachtranden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen beslist om de aanvraag tot beschoeiing van de baangracht ter hoogte van de Paviljoendreef 16A goed te keuren op voorwaarde dat

          de beschoeiing enkel uitgevoerd wordt in waterdoorlatende houten materialen en het huidig profiel wordt aangehouden (bodembreedte 60cm);

          de werken op eigen risico worden uitgevoerd (schade nutsvoorzieningen ed.);

          de beschoeiing geen rechten schept naar de toekomst;

          de gemeente niet aansprakelijk gesteld kan worden voor schade aan de beschoeiing door ruimingwerken, nutswerken, wegenwerken;

          de gemeente de beschoeiing ten allen tijde kan verwijderen wanneer dit om technische redenen noodzakelijk is (verbreden of verdiepen van de gracht);

          de aanvrager de gracht als een goed huisvader onderhoudt om de goede doorstroming van het water te garanderen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Turnhoutsebaan 89 - COBOR BVBA en Frederik Borghgraef - het afbreken van een woning en het bouwen van een meergezinswoning met een kantoor en 3 woonentiteiten - OMG 2020/131

 

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens
    Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door COBOR BVBA en Frederik Borghgraef, op 9 maart 2020 ontvangen.
    De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Turnhoutsebaan 89.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het afbreken van een woning en het bouwen van een meergezinswoning met een kantoor en 3 woonentiteiten.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 15 mei 2020. De uiterste beslissingsdatum is 27 oktober 2020.

 

  • Planologische context
    Het goed ligt in woongebied volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
    De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
    Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Schilde Bergen deel 2 wijziging 1, goedgekeurd op 14 januari 1986.
    Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) schildebergen deel 2 herziening, goedgekeurd op 15 april 2005.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

 

  • Specifieke voorschriften

Het BPA Turnhoutsebaan bepaalt:

Art. 5. BOUWZONES (of bouwstroken)

1.      De bouwzones op het plan zijn begrensd:

-          ofwel door verplichte gevelbouwlijnen, wanneer de zonegrens samenvalt met de rooilijn;

-          ofwel door uiterste bouwlijnen, die enkel de uiterste grens aanduiden waarbinnen de gebouwen mogen opgericht worden.

2.      Alle vrijstaande zijgevels moeten op ten minste 3m afstand van de zijdelingse perceelgrens worden opgericht, behoudens afwijkende aanduiding op het bestemmingsplan.

3.      Behoudens andere aanduiding op het bestemmingsplan, wordt voor alle gebouwen of gedeelten van gebouwen zonder verdieping, en niet hoger dan 3m (gemeten vanaf het peil van voorliggende weg tot bovenrand kroonlijst), deze minimum-afstand tot de eigendomsgrens teruggebracht op 2m.

4.      De diepte van de verschillende bouwzones voor hoofdgebouwen is op het plan aangeduid (in meters), dit is de afstand tussen de voorgevelbouwlijn en de uiterste achtergevelbouwlijn van de hoofdgebouwen.

5.      Het dwarsprofiel van de hoofdgebouwen wordt bepaald door het aangeduide maximum toegelaten aantal bouwlagen en de aanduiding van de verplichte of toegelaten dakvorm, alsmede door de bij de bijzondere voorschriften voor de verschillende bouwzones gevoegde profielschema’s.

Deze dwarsprofielschema’s geven de maximum bebouwingshoogten en –diepten aan, gebeurlijk ook de minima.

Art. 6. BOUWLAGEN EN BOUWHOOGTE

1.      Aantal bouwlagen

-          het toegelaten maximum aantal bouwlagen is op het bestemmingsplan per bouwblok of huizenblok in een cirkeltje aangegeven;

-          het aantal bouwlagen is gelijk aan de som van het gelijkvloers en het aantal verdiepingen.

2.      Bouwhoogte

De maximum toegelaten bouwhoogte – hieronder in tabel 1 weergegeven - wordt bepaald in functie van het aantal bouwlagen.

De maximale bouwhoogte = (a) wordt gemeten vanaf het gemiddelde normale grondpeil van de plaats van inplanting van het gebouw of vanaf het gemiddelde peil van het voorliggende voetpad, tot aan de bovenkant der voor-, achter- of vrijstaande zijgevelbeëindiging (kroonlijst, deksteen, druiprand, dak, enz.). Vanaf deze gevels tot een maximale nokhoogte = (b) eveneens vanaf hetzelfde peil gemeten.

Tabel 1: maximale bouw- en nokhoogten volgens aantal bouwlagen:

Aantal bouwlagen

1

2

3

Maximum bouwhoogte (a)

4,00m

7,00m

9,00m

Maximum nokhoogte (b)

Volgens helling zadeldak maximum 45°

3.      Technische verdieping
Een eventuele “technische verdieping” is niet begrepen in het aantal bouwlagen.
Met “technische verdieping” wordt hier bedoeld, de afzonderlijke bouwlaag, die alle opbouwen (zoals lifthuisjes, schoorsteenkoppen, e.d.) groepeert. De “technische verdiepingen” mogen in geen geval voor bewoning of huisvesting bestemd worden.
Opbouw van “technische verdiepingen” is strikt beperkt tot op ten minste 3m afstand achter de voorgevel en van vrijstaande zijgevels, 2m binnen het vlak van de achtergevel en met een hoogte van maximum 2,50m boven de dakvloer.

4.      Dakruimte
Dakruimten kunnen aangewend worden voor hun normaal gebruik, hetzij als berging of als technische ruimte, hetzij als bijkomende woonruimten die deel uitmaken van het hoofdgedeelte van een woning op lager gelegen bouwlaag. In geen geval mag dak- of zolderruimte gebruikt worden als volledige of autonome huisvestingsgelegenheid.

Art. 7. GEVELMATERIALEN EN DAKBEDEKKINGEN

Bij de oprichting van nieuwbouw of bij veranderingswerken aan bestaande gebouwen, moeten de architectonische vormgeving en de keuze der gevelmaterialen en dakbedekkingen, de harmonische inpassing bij de bestaande omgeving en aanpalende gebouwen verzekeren.

Alle zichtbare gedeelten van gelijk welke gebouwen (dus zowel voor-, zij-, als achtergevels, schoorstenen enz.), behalve de gedeelten die door de aanbouw van een aanpalend gebouw bedekt zijn of zullen bedekt worden, moeten worden afgewerkt in gevelmaterialen welke overeenkomstig zijn met het karakter, de aard en de kleuren van de materialen der bestaande gebouwen, met uitsluiting van gevelbekledingen met glanzende materialen.

Alle in zicht blijvende gedeelten van zijgevels (door het verspringen van de bouwhoogte of van de bouwlijn) moeten door de zorgen van de begunstigde van de bouwtoelating afgewerkt worden met dezelfde gevelmaterialen als de hoofdgevels van de gebouwen waarvan zij deel uitmaken.

Art. 8. DAKVENSTERS

1.      Op vrijstaande gebouwen: steeds toegelaten.

2.      Op aaneengesloten gebouwen en kopgebouwen

a)      Gevallen waarin oprichting is toegelaten:

-          op het achterste dakvlak steeds toegelaten;

-          op het driehoekige dakvlak van een schilddak: steeds verboden;

-          op het voorste dakvlak: slechts toegelaten indien de dakhelling 40° overschrijdt.

b)      Plaats van oprichting:
Op 0,40m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak en op minimum 1m afstand van de scheidsmuren en van de vrijstaande zijgevel.

c)      Afmetingen :

-          Maximumbreedte: 2/3 van de gevelbreedte met een maximum van 6m. per dakvenster;

-          Maximumhoogte (bovenkant kroonlijst): de helft van de dakhoogte van het hoofdgebouw.

Art. 9. KROONLIJSTEN *

1.      Bij vrijstaande gebouwen: lijstgoot is niet verplicht.

2.      Bij aaneengesloten gebouwen en kopgebouwen:

Behalve de topgevels moeten alle vrijstaande gevels, die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn en die niet op de perceelgrens zijn geplaatst, worden voorzien van een lijstgoot met een overstek van:

-          0,50m aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

-          0,20m à 0,50m aan de overige gevels.

Art.10. UITSPRONGEN UIT HET GEVELVLAK VAN EEN HOOFDGEBOUW

A. Bij een aaneengesloten, gegroepeerde of gekoppelde bebouwing

1.      Uit de voorgevel:

a)      Erkers, balkons: maximumuitsprong 0,50m op minimum 2,50m boven het trottoirniveau en op minimum 0,50m afstand van het verlengde van elke scheidsmuur;

b)      Luifels : maximumuitsprong 1m op minimum 2,50m boven het trottoirniveau.

2.      Uit de vrijstaande zijgevel :
Alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in de bouwvrije zijtuinstrook bevinden.

3.      Uit de achtergevel:

a)      Terrassen, balkons: uitsprong uit het voorziene profiel maximum 2m op minimum 2m afstand van elke perceelgrens;

b)      Erkers: uitsprong uit het voorziene profiel is verboden.

B. Bij vrijstaande bebouwing

Alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook bevinden.

Art. 11. DAKVORMEN

1.      In de bouwstroken, waar ten hoogste drie bouwlagen kunnen toegestaan worden, dit zijn bouwstroken palend aan de Turnhoutsebaan op het bestemmingsplan aangeduid met het cijfer 3 in een cirkeltje, is het zadeldak (dak met dubbele helling van 35° tot 45° en nok evenwijdig aan de straatgevel) verplichtend binnen de tussen twee pijltjes < > welke begin en einde van de bedoelde bouwstrook aanduiden waarin het cijfer 3 en waarboven het teken ^.
In de stroken waar de tussen twee pijltjes aangeduide cirkeltjes bekroond zijn met een teken — kan het plat dak toegestaan worden. Dit houdt in dat in deze laatste vermelde stroken ook het zadeldak kan toegestaan worden, mits inachtneming van wat hierna bepaald is onder paragraaf e)

2.      In alle bouwstroken waar ten hoogste twee bouwlagen toegestaan worden, aangeduid met het cijfer 2 in een cirkeltje tussen twee pijltjes (welke begin en einde van de bedoelde bouwstrook aangeven), of waar – op welke plaats ook – minder dan 3 bouwlagen hoog gebouwd wordt, is het zadeldak verplichtend.
Het zadeldak is eveneens verplichtend in alle andere bouwstroken voor hoofdgebouwen binnen de zones voor open- en voor halfopen bebouwing, ook waar geen teken boven de bovenvermelde cirkeltjes geplaatst werd of waar deze laatste niet voorkomen.

3.      De dakbasis van de hellende daken – dit zijn de zadeldaken evenwijdig aan de hoofdgevel – moet met één zijde samenvallen op de snijlijn met het voorgevelvlak, de achterzijde met het daaraan evenwijdige achtergevelvlak, tot een maximale diepte van 10m
De verder naar de achterzijde uitspringende bouwdelen kunnen voorzien worden van haaks op het hoofddak gerichte dakconstructies, d.i. als penetrerende zadel- of schilddaken, ofwel van platte daken.

4.      De schuine dakhellingen zullen een hoek van ten minste 35° en ten hoogste 45° vormen met het horizontale vlak, met dien verstande dat de dakhellingen van de reeds bestaande gebouwen binnen een strook van aaneengesloten gebouwen algemeen maatgevend zijn voor de op te richten gebouwen binnen de zelfde bouwstrook.

5.      De hoogte van de dakhellingen en van de nok mag ten opzichte van deze van het naastliggend gebouw verschillend zijn, met dien verstande dat de daardoor ontstane vrijstaande zijmuur, (“scheimuur” of “brandmuur”) als gevel afgewerkt en afgedekt wordt (met dezelfde materialen als de hoofdgevel) door de zorgen en op de kosten van de bouwer van het laatst toegelaten gebouw.

6.      Op de plaatsen waar op het plan de scheiding is aangegeven tussen te zone met verplicht schilddak en de zone waarin het plat dak kan toegestaan worden dient steeds de goede overgang verzekerd te worden door een zijdelings afhellend dakvlak – schilddak – van het laatste – of eerst - gebouw met dak, afhellend tot op iets boven het aanpalend gebouw met plat dak. Gebeurlijke hoogteverschillen waardoor zichtbare gedeelten van scheidsmuren blijven bestaan zullen verplichtend in gevelsteen opgetrokken en behoorlijk afgewerkt worden, zoals bepaald sub. e).

7.      Voor de aanhorige en bijgebouwen met niet meer dan één bouwlaag (dus enkel gelijkvloers) is de keuze tussen hellend dak of plat dak vrij.

Art. 14. PARKEER-, LAAD- EN STOPPLAATSEN *

I. Parkeerruimte

A. Algemene voorschriften

1.      Binnen de grenzen van het perceel waarop een gebouw wordt opgericht of verbouwd en binnen een bouwstrook dient tegelijkertijd een parkeerruimte te worden aangelegd met een minimale stallingcapaciteit zoals hierna bepaald onder punt 5.

2.      Indien het niet mogelijk of niet wenselijk is de vereiste parkeerruimte geheel of gedeeltelijk op het bouwperceel te voorzien kan, op eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar, door het college van burgemeester en schepenen vergunning worden verleend om de parkeerruimte binnen een bouwstrook aan te leggen op een perceel of te voorzien in een gebouw dat gelegen is of zich bevindt in een straal van 400m², gemeten vanaf de grenzen van het bouwperceel, en waarover de aanvrager de beschikking heeft hetzij in eigendom, hetzij ingevolge overeenkomst zoals hierna bepaald onder B, 8, c.

3.      Indien de vereiste parkeerruimte, zoals bepaald onder de punten 1 en 2 hierboven, geheel of gedeeltelijk niet kan of mag worden aangelegd zal door de aanvrager een belasting of compensatoire vergoeding aan het gemeentebestuur moeten worden betaald naar rato van de ontbrekende parkeerruimte, zodra deze is vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door de hogere overheid. In afwachting daarvan is het onderhavig lid niet van toepassing.

4.      De parkeerruimte, die niet in een gebouw is voorzien moet, met inbegrip van de toegangen, volledig worden aangelegd. Bij wijze van uitzondering volstaat evenwel bij groepsbouw van sociale woningen een aanleg ten belope van 60% van de vereiste parkeerruimte volgens de normen hierna bepaald. Bij het bouwen van bijkomende sociale woningen gelden de normen voor alle woongebouwen.

5.      Bepaling van de vereiste stallingscapaciteit :
Naast de eerste kolom die de aard of de bestemming van het goed opgeeft wordt in de tweede kolom opgelegd wat het aantal stallingsplaatsen is dat vereist is per eenheid die in de derde kolom wordt bepaald.
Deze berekeningswijze moet bij verbouwing enkel worden toegepast op de bijkomende eenheden, met dien verstande dat voor alle onderwijsinrichtingen slechts 1 stallingsplaats vereist is per bijkomende klas.

B. Opmerkingen

-          Berekening van de vloeroppervlakte
De vloeroppervlakte wordt buitenwerks gemeten tussen de onbeklede buitenwanden van de gevelmuren van alle ruimten die kunnen worden afgesloten, zonder rekening te houden met de onderbrekingen door scheidingsmuren of verticale dienstwegen.
De vloeren van de lokalen die zich beneden het terreinniveau bevinden worden evenwel niet meegerekend.
Wat de vloeren onder het dak betreft wordt alleen het gedeelte met een binnenwerks gemeten vrije hoogte van tenminste 2,20m meegerekend.

-          Minimale afmetingen van de parkeerruimte en van de toegangen

Opdat een stallingsplaats in aanmerking zou kunnen worden genomen bij de berekening van de stallingscapaciteit zijn de volgende minimale afmetingen vereist:

4.      1. voor boxengarages: 5,00m x 2,75m x 1,80m hoogte

5.      2. voor afgesloten ruimten: 4,50m x 2,25m x 1,80m hoogte

6.      voor stalling in open lucht: 5,50m x 2,50m

De minimumbreedte van de toegangen moet daarenboven overeenstemmen met die, aangegeven op de modellen onder letter D.

-          Toegankelijkheid van de stallingsplaats

Elke parkeerplaats moet aan de toegangsweg grenzen.

Bij wijze van uitzondering is het evenwel toegelaten bij woongebouwen parkeerplaatsen te voorzien die slechts kunnen worden ingenomen na eventuele verplaatsing van één ander autovoertuig.

-          Voor de toepassing van het voorschrift vermeld onder de letter A, punt 2, dient ermee rekening te worden gehouden dat een parkeerruimte slechts in aanmerking kan worden genomen voor zover zij nog niet werd geteld als parkeerruimte voor een ander gebouw. Daarenboven moet het eventuele gebouw waarin de parkeerruimte wordt voorzien opgericht zijn overeenkomstig een bouwvergunning die na 11 november 1964 is afgegeven.

-          Gebouwen die werden opgericht overeenkomstig een bouwvergunning die afgegeven werd vóór de voormelde datum kunnen evenwel in aanmerking worden genomen indien hun oorspronkelijke bestemming na die datum in garagebestemming werd gewijzigd. De nodige bewijsstukken moeten door de aanvrager worden voorgelegd.

-          Kantoren voor de uitoefening van een vrij beroep

De vloeroppervlakte van de kantoren, studies, kabinetten, wachtkamers, enz. die deel uitmaken van een woning die gedeeltelijk bestemd is voor de uitoefening van een vrij beroep wordt geteld in de oppervlakte van de woning waartoe zij behoren; zij wordt derhalve niet als kantooroppervlakte beschouwd.

-          Gebouwen waarvoor geen bepaalde norm is vastgesteld

Voor de gebouwen waarvan de bestemming niet voorkomt in de lijsten van letter A punt 5, moeten in voldoende mate parkeerplaatsen worden voorzien, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden.

-          De helling van een afrit naar een ondergrondse parkeerruimte mag, over een afstand van 5m gemeten vanaf de rooilijn, niet meer dan 4% bedragen.

Art. 16. ZONE VOOR GESLOTEN BEBOUWING

c)      Bestemming

c)      Deze zone is hoofdzakelijk bestemd voor huisvesting.
Daarbij zijn eveneens toegelaten, doch enkel op de benedenverdieping dit is gelijkvloers: winkels, handelszaken, ontspanningsgelegenheden, kantoren, verzorgende of ambachtelijke bedrijven voor zover deze noch door hun omvang noch door voortgebracht lawaai of reuk enige hinder kunnen verwekken voor het normaal en rustig woongenot.

d)      Worden niet toegelaten gebouwen met uitsluitende kantoorfunctie, behoudens voor gebouwen ten behoeve van openbaar bestuur.

e)      Gegroepeerde en gemeenschappelijke autobergplaatsen kunnen toegelaten worden op voorwaarde dat zij toegang hebben vanaf een openbare weg die uitgerust is voor gemotoriseerd verkeer.

d)      Bebouwing

Aaneengesloten bouwwijze: elk gebouw is aan beide zijkanten begrensd door een gemeenschappelijke muur, opgericht op de perceelgrens.

Onderbrekingen in deze gesloten bouwrijen zijn toegelaten mits het voorzien van twee tegenover elkaar opgerichte zijgevels, afgewerkt in gevelmaterialen en op afstand van 3m vanaf de gemeenschappelijke zijdelingse perceelgrens en na vastlegging in een goedgekeurde verkaveling of geregistreerde overeenkomst tussen de betrokken eigenaars.

Indien de bestaande toestand voor een behoorlijke bebouwing een afwijking vereist kan, ten uitzonderlijke titel, een onderbreking van minder dan 2 x 3m in de bouwvrij toegelaten worden.

Indien autobergplaatsen voorzien worden, mogen deze niet meer dan de helft van de breedte van de gevel van het betreffende gebouw beslaan.

ARTIKEL 17: zone voor bijgebouwen en open ruimten:

8.      bestemming: tuinen, open ruimten, dienstgebouwen, bergplaatsen en werkplaatsen voor zover ze geen hinder vormen voor het rustig karakter der woonwijk.

9.      bebouwing: minimum een derde van de perceelsoppervlakte binnen deze zone moet aangelegd worden en effectief onderhouden worden als tuin en beplante ruimten.

In deze zone is het oprichten van een bijgebouw zonder hoofdgebouw bestemd tot bewoning op het betrokken eigendomsperceel niet toegelaten.

10.  bouwhoogte: maximum 1 bouwlaag (enkel gelijkvloers). De hoogte der gebouwen mag op de erfscheiding niet meer zijn dan maximum 3m ten opzichte van het normale grondpeil van de aangrenzende percelen.

11.  afsluitingen:

Behoudens de oprichting van gevels van bijgebouwen, kunnen afsluitmuren opgericht worden in baksteen met een maximum hoogte van 2m behoorlijk afgedekt en in gevelmaterialen afgewerkt, ofwel een groenblijvende haag (max. 2m hoog).

 

6.      Bestaande toestand

Op het perceel is een woning aanwezig sinds 1935 volgens de gegevens van het kadaster. Op het perceel zijn nog bijgebouwen aanwezig. De totale bebouwde oppervlakte bedraagt +/- 149m² op een perceel van circa 343,54m².

Het perceel is gelegen in de dorpskern.

Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als een handelspand en meergezinswoning.

Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een handelspand en meergezinswoning.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: handel, diensten, kantoor, horeca, bank, eengezinswoningen en meergezinswoningen.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door gesloten bebouwing. Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het pand is niet als monument geklasseerd en is niet opgenomen op de inventaris van onroerend erfgoed.

Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

 

7.      Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over het afbreken van een woning en het bouwen van een meergezinswoning met een kantoor en 3 woonentiteiten op een perceel van 343,54m². De nieuwe woning wordt ingeplant tot op de rooilijn, op de rechter perceelsgrens en op de linker perceelsgrens. De voorgevel van de woning heeft een breedte van 8,51m op een kavelbreedte van 8,51m, gemeten op de voorgevelbouwlijn. De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 23,57m. De kroonlijsthoogte bedraagt 9,15m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een hellend dak van 45° met een nokhoogte van 14,42m. De gevels worden opgetrokken in bruin grijze natuursteen. Het dak wordt afgewerkt met zink.

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 191m².

De toegang tot het perceel is 2,50m breed. De oprit wordt voorzien over het perceels (151A3) Eugeen van de Vellaan 2. De oprit wordt aangelegd in betonklinkers. De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 140m².

Er worden geen bomen gerooid.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
    Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
    Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO.
  • Ministerieel besluit van 6 april 1994
    Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
  • Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
    Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.
  • Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
    Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen.
  • Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
    Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
    De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
    Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen
  • Decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, wat betreft de omgevingsvergunning
    Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van artikel 5 van het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, wat betreft de omgevingsvergunnings

 

Inspraak en advies

  • Er werden geen interne adviezen gevraagd.

 

  • Administratie Wegen en Verkeer District 123 Brecht
    Het advies van Administratie Wegen en Verkeer District 123 Brecht afgeleverd op 22 juni 2020 onder referentie AV/123/2020/00390, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Bijzondere voorwaarden

Vastlegging ten opzichte van de bestaande as van de gewestweg (N120002 van 12.6 + 65 tot 12.6 + 74):

o        De grens van het openbaar domein is geschat op 22m vanuit de gevellijn overzijde.

o        De rooilijn ligt op 22m vanuit de gevellijn overzijde volgens plan KB 14 mei 1938.

o        De zone van achteruitbouw bedraagt 0m;

o        De minimaal te respecteren bouwlijn ligt op 22m vanuit de gevellijn overzijde plan C/2081 KB 14 mei 1938.

Publiciteit:

o        Geen.

De woning wordt verder naar achter geplaatst en de toegang is voorzien via de weg van lagere categorie, de gemeenteweg (Eugeen Van de Vellaan) – dit is conform onze voorschriften.

Publiciteit wordt niet meegenomen in dit dossier – publiciteit dient apart aangevraagd te worden.

Besluit:

Om deze redenen adviseert het Agentschap Wegen en Verkeer gunstig betreffende voorliggende aanvraag aangezien de aanvraag in overeenstemming is met de algemene en

Algemene voorwaarden gewestweg

1)      Voorbouwsels, erkers, portalen, trappen en andere uitstekende delen in de zone van achteruitbouw zijn toegelaten op voorwaarde dat:

o        Ze ten hoogste slechts met ¼ van de breedte van de zone van achteruitbouw voorbij het vlak van de voorgevel reiken ze op een afstand van de aangrenzende eigendommen blijven, gelijk aan de grootte van de toegelaten uitsprong;

o        Ze geen elementen bevatten die betrekking hebben op de structuur zelf van het gebouw, zoals hoofdleidingen voor gas, elektriciteit, water, trapkasten, enzovoort.

2)      Indien de bouwlijn samenvalt met de rooilijn mag op het vlak van de voorgevel geen voorbouw (uitsprong) komen, die de hieronder vermelde grenzen overschrijdt:

o        Verhoogde voetpaden (trottoirs) of bermen

Tot op 2,10m hoogte vanaf het trottoirniveau worden geen uitbouwsels geduld die meer dan 0,20m voorbij de rooilijn reiken.

Deuren en vensters mogen bij het openen niet buiten het gevelvlak komen. Boven 2,10m hoogte mag geen enkel uitbouwsel meer dan 1m voorbij de rooilijn en nooit verder dan tot op 0,5m van het verticaal vlak door de trottoirband reiken.

o        Niet-verhoogde voetpaden en bermen

Tot op 5,5m hoogte, gemeten vanaf het voetpadniveau, zijn uitbouwsels enkel toegelaten voor zover ze niet meer dan 0,2m voorbij de rooilijn reiken en het gebouw ten minste 1m achteruit staat en opzichte van de rand van de eigenlijke rijbaan.

o        Boven 5,50m zijn uitbouwsels toegelaten voor zover ze niet reiken tot op 0,5m van het verticale vlak door de rand van de eigenlijke rijbaan.

3)      Het eigendom wordt volgens de voorgeschreven rooilijn afgesloten.

Indien de afsluiting uit een lage muur bestaat, heeft deze muur een maximum hoogte van 0,75m, waarop al dan niet een hekwerk komt, de totale hoogte mag 2,25m niet overschrijden. Boven 1,50m moet de afsluiting meer open dan gesloten delen vertonen.

Indien de afsluiting uit een groene haag bestaat, wordt deze geplant op 0,5m achter de grens van het openbaar domein. De haag mag niet meer dan 1,50m stamhoogte hebben en moet jaarlijks voor 15 april gesnoeid en tot deze hoogte teruggebracht worden.

De hekken mogen bij het openen niet over het wegdomein draaien.

De afsluitingen aan de wegkruisingen en wegaansluitingen mogen het uitzicht niet benemen boven 0,75m hoogte.

4)      In de onder 2, - paragraaf 1 en 2 genoemde afsluitingen worden inritten toegelaten die grotere hoogteafmetingen mogen hebben dan de in 2, - paragraaf 1 en 2 vermelde. Deze inritten mogen in geen geval aangebracht worden tegenover de aanwezige bomen van de weg.

5)      In de zone zoals die volgt uit de toepassing van de teruggelegde rooilijn en in de zone van achteruitbouw zoals die aangegeven is in de bijzondere voorwaarden, mogen geen ondergrondse constructies (zoals ondergrondse tanks, …) gemaakt worden. Het is verboden er gemene afsluitingen van meer dan 1,50m hoogte op te richten.

In de eerste 2m van de zone van achteruitbouw vanaf de grens van het gewestdomein of van de eventuele rooilijn zijn beplantingen toegelaten tot maximum 1,5m hoogte of 0,75m hoogte ter hoogte van de wegaansluitingen.

In het overige deel van de zone van achteruitbouw mogen de beplantingen niet hoger zijn dan bepaald in de gemeentelijke verordeningen.

6)      Het peil der dorpels van de deuren, poorten of van het om het even welke toegang ten opzichte van het peil van het voetpad of de uiterste rand van de verharding, wordt aangegeven in de bijzondere voorwaarden. Indien dit peil niet gevolgd wordt, kan de eigenaar bij een eventuele wijziging van het lengteprofiel van de weg, geen aanspraak maken op enige vergoeding voor aanpassing van deuren, poorten en andere toegangen. Het peil van de dorpels dient boven de kruin van de weg gesitueerd te zijn.

7)      Er mogen geen inritten voor voertuigen worden aangelegd tegenover bestaande bomen van de weg. De locatie van de toegangen, ramen en deuropeningen is steeds ondergeschikt aan de bestaande wegeninfrastructuur (inclusief straatmeubilair, verhoogde inrichtingen, bushaltes, grachten, openbare verlichting, kasten nutsmaatschappijen, …)

8)      De afdekking van afsluitingsmuren moet zo ontworpen worden dat het daarop vallende water naar het privé-domein afvloeit.

9)      De ontworpen werkzaamheden worden zo uitgevoerd dat ze de afwatering van de weg nooit hinderen.

10)Alle ingebruiknames en wijzigingen van het openbaar domein (zowel de tijdelijke als de permanente) vereisen een aparte vergunning van de wegbeheerder cfr. het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen en innen van retributies voor de privatieve inname van het openbaar domein van de wegen (en latere wijzigingen).

Onder ‘tijdelijke’ wordt, onder andere verstaan werfbezetting zoals stellingen, containers, opslag van materialen, tijdelijke werftoegangen, terrassen, …

Onder ‘permanente’ wordt onder andere inbuizingen, kopmuren, aanvullingen van het domein, afvoerleidingen voor afvalwater en hemelwater, …

11)De geldigheidsduur van onderhavig advies is beperkt tot 2 jaar.

12)De goedgekeurde plannen, alsmede de vergunningen met de bijhorende adviezen, moeten steeds op de bouwplaats voorhanden zin en bij iedere vordering van de bevoegde ambtenaren voorgelegd kunnen worden.

13)Dit adviesformulier beperkt zich tot de voorschriften betreffende de rooilijn, de bouwvrije zone en de zone van achteruitbouw. Het ontheft de belanghebbende niet zich te richten naar de overige regelgeving.

14)Indien de publiciteit en uithangborden geen deel uitmaakt van deze aanvraag, dienen zij het voorwerp uit te maken van een afzonderlijke aanvraag.

15)Reliëfwijzigingen

o        De aanvullingen dienen te gebeuren met niet vervuilde aanvulgrond. Uitgezonderd voor toegangen, zijn aanvullingen met steenpuin verboden.

o        Ingeval het buitentalud van de gracht verhoogd wordt, dient dit talud afgedekt te worden met minimum 30cm teelaarde en ingezaaid te worden.

Na de werken dient de gracht over de volledige breedte van het aangrenzende perceel gezuiverd te worden van aanvullingsgrond.

16)Slopen

o        De afbraakwerken mogen geen aanleiding geven tot schade aan het openbaar domein. De wegaanhorigheden, die beschadigd worden, dienen door de vergunninghouder in hun oorspronkelijke toestand hersteld te worden. De verkrijger dient de wegbeheerder minimum 10 dagen voor de aanvang der sloopwerken schriftelijk in kennis te stellen van eventuele gebreken aan het gewestdomein. Zo hij dit nalaat, wordt er verondersteld dat het gewestdomein zich in perfecte staat bevindt.

o        Alle ondergrondse constructies voor de rooilijn worden volledig verwijderd. In de zone van achteruitbouw moeten alle constructies worden afgebroken tot op minimum 1m onder het peil van het aanpalend openbaar domein. In dat geval zullen in de resterende keldervloeren gaten gemaakt worden van 0,5m x 0,5m per 4m² oppervlakte.

o        De overbodige aansluitingen naar de rioleringen mogen gedicht ter hoogte van de grens van het openbaar domein.

o        De sloopwerken moeten uitgevoerd worden zonder belemmering noch onderbreking van het verkeer, tenzij anders bepaald inde bijzondere voorwaarden.

o        De aanvullingen dienen te gebeuren met niet vervuilde aanvulgrond en verdicht te worden bij lagen van 30cm. Steenpuin als aanvullingsmateriaal is verboden.

o        De aanvulling voor de rooilijn dient afgedekt te worden met teelaarde op een dikte van 30cm.

17)Publiciteit

o        Bij het plaatsen van publiciteit reclame en uithangborden op afzonderlijke constructies in de zone van achteruitbouw is het volgende van toepassing: de totale oppervlakte van de constructie, met inbegrip van de borden (éénzijdig), van één vestiging wordt beperkt tot 5m². De totale hoogte van de constructie (bord inbegrepen) wordt beperkt tot 4m. De afstand nar de perceelsgrens tussen de private eigendommen moet minstens 1,5 maal de totale hoogte van de constructie bedragen. Het bord en de dragende constructie mogen geen hinder betekenen voor de zichtbaarheid op het verkeer van de gewestweg ter hoogte van de kruispunten en/of private uitritten. Het bord noch de constructie mogen verder reiken dan de rooilijn.

o        Omwille van de verkeersveiligheid is het verboden inrichtingen aan te brengen die de bestuurders verblinden of misleiden, die – geheel of gedeeltelijk – verkeerstekens voorstellen of nabootsen, die van op enige afstand met deze tekens verward kunnen worden of die op enige andere wijze de doelmatigheid van reglementaire tekens aantasten. Inrichtingen die zich op minder dan 7m boven de grond bevinden binnen een afstand van 75m van verkeerslichten, mogen geen lichtweergevende of reflecterende rode, groene of oranje tint hebben.

o        Lichtgevende en verlichte publiciteit mag om veiligheidsredenen de aandacht van de automobilisten ’s nachts niet te veel afleiden. De cijfers en limietwaarden die in de meeste normen en reglementeringen voor de luminescentie van lichtgevende of verlichte publiciteit worden vermeld zijn dan ook grotendeels ingegeven om de lichtsignalisatie langs verkeerswegen niet te verstoren. Vlarem bepaalt dat, om lichthinder te voorkomen, lichtreclame in intensiteit de openbare verlichting net mag overtreffen.

o        Vanaf een bepaald nachtelijk uur het ‘rendement’ van verlichte publiciteit zeer klein gezien het beperkte aantal toeschouwers dat nog langskomt of voorbijrijdt. Een volledig doven van publiciteit na een bepaald uur (bijvoorbeeld 22u) is dan ook het aangewezen middel om de lichtvervuiling te beperken.

o        Om lichtvervuiling te bestrijden en uit veiligheidsoogpunt dient de luminescentie van lichtgevende en verlichte publiciteitsborden beperkt te worden tot volgende voorwaarden: oppervlakte van het lichtgevend vlak <= 0,5m² (maximum luminescentie 500 cd/m²) > 0,5m² en < 10m² (maximum luminescentie 400cd/m²) > 10m² (maximum luminescentie 300cd/m²).

Bovenvermelde waarden gelden voor elke plaats op het voetpad of aan de rand van de weg op een hoogte van 1,60m (dat wil zeggen voetpad aan dezelfde zijde van de weg als het publiciteitsbord of aan de overzijde van de weg) en voor elke plaats in een vensteropening van een woning.

De vermelde luminescentiewaarden hebben betrekking op metingen uitgevoerd met een gekalibreerde luminescentiemeter, die nauwkeurig aan de ooggevoeligheidskromme is aangepast (norm CIE 698). Voor elke meting moet de openingshoek aangepast worden naargelang het te meten detail van het reclamebord.

o        Indien een publiciteitsbord verlicht wordt met een gerichte lichtbron (projector, spot) dan moet deze lichtbron het publiciteitsbord verlichten, met andere woorden: er mag geen rechtstreekse opwaartse, zijwaartse, achterwaartse of neerwaartse (onder het publiciteitsbord) uitstraling zijn door de lichtbron.

o        De vergunninghouder is zowel tegenover het Vlaamse Gewest als tegenover derden aansprakelijk voor alle schade die het gevolg van het plaatsen, het gebrek aan onderhoud of het bestaan van de vergunde borden.

  • Brandweer Malle
    Het advies van Brandweer Malle afgeleverd op 10 juni 2020 onder referentie PR 20000225-01, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Op onderstaande opgesomde artikels zijn inbreuken vastgesteld:

o        A: artikel 4.4.2;

Hierdoor:

o        Komt de veiligheid van aanwezigen en indien nodig hun snelle evacuatie in het gedrang.
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        Uitvoeren van de evacuatieweg conform de wetgeving.

  • Fluvius System Operator
    Het advies van Fluvius System Operator afgeleverd op 26 mei 2020 onder referentie 46767143, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Op basis van het standaardvermogen van 9,2 kVA per wooneenheid en 22,2 kVA voor de algemene delen en eventuele commerciële panden is uw project aansluitbaar op het bestaande elektriciteitsnet.
    Op basis van het standaardvermogen van 6m³ per wooneenheid is het project aansluitbaar op het bestaande gasnet. Raadpleeg de minimale technische vereisten voor het gasmeterlokaal op de website van Fluvius.
    U dient te voldoen aan de voorwaarden betreffende de reglementering voor elektriciteit en aardgas in verkavelingen, appartementen en wooncomplexen.
    Hou rekening voor de timing van het project dat Fluvius – na ontvangst van alle gegevens – 30 werkdagen nodig heeft om een offerte op te maken. Bovendien loopt er nog een termijn van minimaal 30 werkdagen tussen de ontvangst van het akkoord en de effectieve uitvoering van de werken – onder voorbehoud van de tijd die nodig is om eventuele vergunningen, wegenistoelatingen … te verkrijgen.
    Deze informatie wordt gegeven onder voorbehoud van latere wijzigingen. Mocht er later bijvoorbeeld blijken dat de definitieve vermogens toch buiten de standaardnormen vallen, dan kan het advies nog wijzigen.
  • Pidpa
    Op 20 mei 2020 werd er advies gevraagd. Volgens Pidpa is het advies niet vereist.
  • Pidpa Riolering
    Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 12 juni 2020 onder referentie L-20-900/192246, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Betreffende de aan te leggen rioleringsinfrastructuur:

o        beschrijvend gedeelte:

  • van toepassing zijnde regelgeving:

o        de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;

o        het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem);

o        de “Basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer” pidpa-riolering (zie website Pidpa);

o        het Algemeen waterverkoopreglement (zie website Pidpa);

o        het Bijzonder Waterverkoopreglement (zie website Pidpa);

o        de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;

o        deze lijst is niet limitatief.

  • Ligging volgens het zoneringsplan:

o        De ontwikkeling is gelegen in het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd).
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

18)Specifieke voorwaarden:

o        De DWA-afvoer en de RWA-afvoer zullen dienen aangesloten te worden op de bestaande gemengde riolering langsheen de Turnhoutsebaan.

o        De regenwaterput met een inhoud van 10.000 liter voldoet aan de bijgevoegde aanstiplijst hemelwater voor de nieuwbouw of herbouw van een of meer ééngezinswoningen, waarvan minstens een gebouw groter is dan 100m².

o        De regenwaterput dient voorzien van effectief herbruik van regenwater, dit is voorzien voor terrasonderhoud en groendakonderhoud. Wij adviseren om alle toiletten en eventueekl wasmachines mee aan te sluiten voor herbruik.

o        De overloop van de regenwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening met minimum 5.925 liter (effectief 6.150 liter) infiltratievolume en minimum 9,48m² (effectief 10,8m²) infiltratie oppervlakte. De overloop hiervan mag worden aangesloten op het openbaar domein ter hoogte van de rooilijn. Men moet er wel aandacht aan besteden dat de infiltratievoorziening geplaatst wordt boven het grondwaterniveau.

o        Een voldoende gedimensioneerde (volgens ‘Waterwegwijzer bouwen en verbouwen’) en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van de toiletten is aan te raden. Deze werd voorzien en staat vermeld op het plan.

o        Eén DWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke (toekomstige) overgang van privéwaterafvoer naar het (toekomstig) openbaar saneringsnetwerk is verplicht.

o        De bestaande huisaansluiting van het te slopen gebouw dient herbruikt te worden. Tijdens de werkzaamheden dient deze aansluiting op een degelijke wijze afgesloten te worden, zodat er geen onnodig vuil, zand, afval … in de riolering kan terechtkomen. Nieuwe huisaansluitingen (op een andere locatie of met een grotere diameter) zijn ten laste van de ontwikkelaar. Deze dienen aangevraagd te worden bij Pidpa-Riolering.

o        Eén RWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke toekomstige overgang van privéwaterafvoer naar het openbaar saneringsnetwerk, tenzij wordt aangesloten op een gracht of een ander open hemelwaterlichaam is verplicht.

o        De huisaansluitputjes, de plaatsing ervan en de aansluiting op de riolering zijn ten laste van de ontwikkelaar. De aansluiting dient aangevraagd te worden bij Pdipa-Riolering.

o        Algemene voorwaarden:

o        Voor elke aansluiting op de riolering dient een aanvraag gericht te worden aan Pidpa-Riolering.

o        De riolering op privéterrein dient verplicht gekeurd te worden op de afkoppeling van het hemelwater

 

  • Proximus
    Het advies van Proximus afgeleverd op 4 juni 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        Een finale netwerkanalyse zal gebeuren na ontvangst van het vergunde plan;

o        Uitbreiding van de telecominfrastructuur van Proximus is ten laste van de anvrager;

o        Van zodra vergund en minimaal 6 maanden voor oplevering dient de aanvrager zijn project kenbaar te maken bij Proximus;

o        De Proximus infrastructuur dient proactief voorzien te worden in het project. De technische documentatie hiervoor wort ter beschikking gesteld na ontvangst van het vergunde plan;

o        Proximus wenst betrokken te worden bij alle coördinatievergaderingen (via werfcoordinatie@proximus.com;

o        Na de werken kunnen de bewoners eenvoudig aansluiten op de nutsvoorzieningen voor telefonie-, internet- en televisiediensten.

 

  • Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 25 mei 2020 tot 23 juni 2020.

Er werd een schriftelijk bezwaar ingediend.

De bezwaren handelen over:

1.      de bezwaarindiener meldt dat er nog geen officiële noch schriftelijke notarieel akkoord is over het recht van doorgang over het links aanpalende perceel en de verlegging van de parkeerplaats op het links aanpalende perceel.

De bezwaren worden als volgt beoordeeld:

1.      er werd op 5 oktober 2020 een ontwerpakte voor de wijziging van de basisakte naar aanleiding van de recht van doorgang toegevoegd aan de aanvraag. De basisakte met betrekking tot de recht van doorgang dient voorgelegd te worden aan de gemeente voor de aanvang van de werken.
Het bezwaar is ontvankelijk en ongegrond.

 

Argumentatie

o        Wegenis
In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Turnhoutsebaan en Eugeen van de Vellaan voldoende uitgeruste openbare wegen zijn. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Watertoets
    Waterparagraaf: het voorliggende (bouw)project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied. De ondergrondse constructie heeft beperkte dimensies en geeft geen aanleiding tot een verminderde infiltratie in de bodem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Voor het betrokken project werd de watertoets uitgevoerd volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 5 juli 2013. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke/provinciale/gemeentelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in de plaatsing van een hemelwaterput van 10.000 liter met een overloop op een infiltratievoorziening met een buffervolume van 6.150 liter en een infiltratieoppervlakte van 10,80m² zodat aan de verordening voldaan wordt. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

o        Functionele inpasbaarheid
het afbreken van een woning en het bouwen van een meergezinswoning met een kantoor en 3 woonentiteiten is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

o        Het mobiliteitsaspect
Er wordt een doorrit voorzien via het perceel (151A3) Eugeen van de Vellaan 2 naar het perceel. De aanvrager kocht op dit perceel een parkeerplaats om de doorrit te realiseren. De aanvraag voorziet een parkeerplaats voor het project aan de Eugeen van de Vellaan 2 ter compensatie. Er werd op 5 oktober 2020 een ontwerpakte voor de wijziging van de basisakte naar aanleiding van de recht van doorgang toegevoegd aan de aanvraag.
Het BPA Turnhoutsebaan bepaalt dat er per woning 1 parkeerplaats dient te worden voorzien. De aanvraag voorziet 4 parkeerplaatsen voor het project. De parkeerplaatsen zijn minimum 2,50m breed en 5,00m diep. Er wordt een open ruimte voor 8 fietsen voorzien in de achtertuin. De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

o        De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
De aanvraag voldoet grotendeels aan de voorschriften. Het gebouw wijkt echter wel af van het BPA Turnhoutsebaan. Het BPA bepaalt dat:

o        de kroonlijsthoogte maximum 9,00m mag bedragen. De aanvraag voorziet een kroonlijsthoogte van 9,15m om aan te sluiten aan het rechts aanpalende perceel;

o        in de zone voor bijgebouwen en open ruimte mag een gebouw maximum 3,00m hoog zijn. De aanvraag voorziet een maximale bouwhoogte van 3,69m;

o        in de zone voor bijgebouwen en open ruimte volgende bestemmingen mogelijk zijn: tuinen, open ruimten, dienstgebouwen, bergplaatsen en werkplaatsen voor zover ze geen hinder vormen voor het rustig karakter der woonwijk. De aanvraag voorziet dezelfde bestemming als het hoofdgebouw, namelijk kantoor.

o        de dak- of zolderruimte niet gebruikt mag worden als volledig autonome huisvestingsgelegenheid. De aanvraag voorziet een afzonderlijke woonunit in de dakverdieping;

o        een dakvenster op 0,4m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak dienen voorzien te worden. De aanvraag voorzet een dakuitbouw in het verlengde van de voorgevel;

o        dakuitbouwen maximum 2/3 van de gevelbreedte (8,16m) met een maximum van 6,0m mag bedragen. De aanvraag voorziet een dakuitbouw in de achtergevel van 6,14m doordat de circulatiekoker van de lift hierin geïntegreerd is;

In een vergunning kunnen, na een openbaar onderzoek, beperkte afwijkingen worden toegestaan op stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen zoals voorzien in artikel 4.4.1§1 van de VCRO.

Bijkomend kunnen er, afwijking worden toegestaan op stedenbouwkundige voorschriften van een BPA voor zover dit plan ouder is dan 15 jaar op het ogenblik van de indiening van de aanvraag zoals voor in artikel 4.4.9/1 van de VCRO. Afwijkingen kunnen niet worden toegestaan worden voor wat betreft wegenis, openbaar groen en erfgoedwaarden.

Het geldende BPA Turnhoutsebaan dateert van 14 januari 1986 en is ouder dan 15 jaar. Tijdens het openbaar onderzoek werden geen gegronde bezwaren ingediend. In de omgeving komt gebouwen voor met autonome woongelegenheden in de dakverdieping en een uitbreiding van de functie van het hoofdgebouw in de zone voor bijgebouwen en openruimte.

De afwijkingen met betrekking tot de kroonlijsthoogte en de afmetingen en plating van de dakuitbouw zijn beperkt en aanvaardbaar in de omgeving.
De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

o        Visueel-vormelijke elementen
De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

o        Cultureel historische aspecten
Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

o        Bodemreliëf
De aanvraag behoudt het bestaande grondniveau. De nulpas wordt voorzien op 25cm boven de straatpas.

 

o        Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
Er wordt een gezamenlijke afvalberging voorzien. Elke woongelegenheid heeft een individuele berging van minimum 2,90m². Per woongelegenheid wordt een kwalitatieve buitenruimte voorzien van minimum 8,50m². Op de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen worden groene hagen voorzien. De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.

Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • het advies van het Agentschap voor Wegen en Verkeer naleven;
  • het advies van Fluvius System Operator naleven;
  • het advies van de brandweer Malle naleven;
  • het advies van Pidpa-Riolering naleven;
  • het advies van Proximus naleven;
  • de 4 autostaanplaatsen dienen steeds deel uit te maken van het project en mogen niet verhuurd of verkocht worden aan derden;
  • de basisakte met betrekking tot het recht van doorgang dient voorgelegd te worden aan de gemeente voor de aanvang van de werken.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Waterstraat 41 - mevrouw Marthe Melis - het regulariseren van een open veranda, een tuinberging en een houten tuinhuis aan een bestaande ééngezinswoning - OMG 2020/263

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 4 juli 1974 - 1974/126

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        nieuwe verkaveling - vergunning door stedenbouw - 10 oktober 1968 - 1968/12

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens
    Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door mevrouw Marthe Melis, op 20 mei 2020 ontvangen.
    De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Waterstraat 41.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het regulariseren van een open veranda, een tuinberging en een houten tuinhuis aan een bestaande ééngezinswoning.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 23 juli 2020. De uiterste beslissingsdatum is 5 november 2020.

 

  • Planologische context
    Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
    De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).
    Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.
    Het eigendom is gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling, 1968/12 van 10 oktober 1968.

 

  • Specifieke voorschriften

De verkaveling 1968/12 bepaalt:

Artikel 3 Percelen bestemd voor alleenstaande bebouwing in een residentieel gebied, nrs. 1 tot en met 39 – 44 tot en met 52

3.1.            Bouwstrook

Diepte 30m, gemeten vanaf de voorgevelbouwlijn, gelegen op 8m uit de rooilijn.

1.      Bestemming
Woningen.

2.      Bebouwing
Alleenstaand, geen zichtbare blinde gevels

3.      Plaatsing

a)      Voor- en achtergevel:
vrije plaatsing binnen de bouwstrook.

b)      Zijgevels:
Op minimum 3m afstand van de zijgrenzen van het perceel.
De som van de afstanden van elke zijgevel tot de zijgrens van het perceel zal evenwel ten minste 1/3 moeten bedragen van de perceelsbreedte, gemeten op de voorgevelbouwlijn.

4.      Voorgevelbreedte
Minimum 8m en maximum 2/3 van de perceelsbreedte, gemeten op de voorgevelbouwlijn.

5.      Bouwdiepte

a)      Percelen met een breedte van 40m en minder, gemeten op de voorgevelbouwlijn: minimum 8 m en maximum 20m.

b)      Percelen met een breedte van meer dan 40m, gemeten op de voorgevelbouwlijn: minimum 8 m en maximum de helft van die perceelsbreedte.

6.      Bouwhoogte
Gemeten van het trottoirniveau tot bovenkant kroonlijst of onderkant dakoversteek:

a)      hoofdgebouw: maximum 7m;

b)      bijgebouwen: maximum 3m.

7.      Dakvorm
Plat dak of schuin dak met een maximumhelling van 60°.

8.      Materialen

a)      Gevels: gevelsteen, natuursteen, sierbepleistering in lichte kleur, baksteen geverfd in lichte kleur.

b)      Bedekking van de schuine daken: ofwel pannen, ofwel rechthoekige leien in horizontale rijen, ofwel riet, ofwel voor flauw hellende daken, dakvilt.

3.2.            Strook voor tuinen
Vanaf de bouwstrook tot de achtergrens van het perceel

1.      Bebouwing
Bergplaatsen en hokken waarvan de gezamenlijke oppervlakte 3% van de perceelsoppervlakte niet overschrijdt.

2.      Plaatsing

a)      Gevel gericht naar het hoofdgebouw:
op minimum 30m achter de voorgevel van het hoofdgebouw

b)      Zijgevels:
op minimum 3m afstand van de perceelsgrenzen.

3.      Bouwhoogte
Gemeten van het grondplein tot bovenkant deksteen of onderkant dakoversteek: maximum 3m.

4.      Dakvorm
Plat dak of schuin dak met een maximumhelling van 60°.

5.      Materialen

a)      Gevels: gevelsteen, natuursteen, sierbepleistering in lichte kleur, baksteen geverfd in lichte kleur.

b)      Bedekking van de schuine daken: ofwel pannen, ofwel rechthoekige leien in horizontale rijen, ofwel riet, ofwel voor flauw hellende daken, dakvilt.

3.3.            Bouwvrije voortuinstrook

Diepte 8m, gemeten vanaf de (ontworpen) rooilijn.
Zie plan

1.      Bebouwing
Alle constructies verboden, met inbegrip van op- en afritten.

3.4.            Bouwvrije zijtuinstroken
Diepte gelijk aan de perceelsdiepte.
Breedte, gemeten vanaf elke zijgrens van het perceel 3m, met dien verstande dat de som van de breedte der beide zijtuinstroken over een diepte van 30m, gemeten vanaf de voorgevelbouwlijn, tenminste 1/3 moet bedragen van de perceelsbreedte, gemeten op de voorgevelbouwlijn.

1.      Bebouwing
Alle constructies verboden, met inbegrip van op- en afritten.

 

c)      Bestaande toestand

Op het perceel is een woning aanwezig sinds 1974 volgens de gegevens van het kadaster. Op het perceel zijn nog een terrasoverkapping, een tuinberging en een houten tuinberging aanwezig.

De totale bebouwde oppervlakte bedraagt +/- 235,49m² op een perceel van circa 2.055m².

Het perceel is niet gelegen in de dorpskern maar in een residentiële woonwijk.

Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwing.

Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het perceel is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.

Het perceel is gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied.

 

d)      Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over het regulariseren van een open veranda, een tuinberging en een houten tuinhuis aan een bestaande ééngezinswoning op een perceel van 2.055m².

De bestaande woning blijft ingeplant tot op 15m uit de rooilijn, op 2,58m van de rechter perceelsgrens en op 7,40m van de linker perceelsgrens. De voorgevel van de woning heeft een breedte van 20m op een kavelbreedte van 30m, gemeten op de voorgevelbouwlijn. De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 23,92m. De kroonlijsthoogte bedraagt 3,02m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een hellend dak van 45° met een nokhoogte van 7,67m. De gevels worden opgetrokken in gevelsteen, hout en aluminium. Het dak wordt afgewerkt met gevelpannen en glas.

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 235,59m².

De toegang tot het perceel is 6m breed en werd aangelegd in klinkers. Achter de woning werd een terras van 50,44m² aangelegd.

De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 202,30m².

Er worden geen bomen gerooid.

 

Juridische gronden

6.      Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.

7.      Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.

8.      Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO.

9.      Ministerieel besluit van 6 april 1994
Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

10.  Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.

11.  Omzendbrief van 8 juli 1997
Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.

12.  Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.

13.  Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.

14.  Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen.

15.  Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.

16.  Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden.

17.  Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn.

18.  Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren.

19.  Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.

20.  Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Inspraak en advies

c)      Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
Het advies van gemeentelijke themaconsulent natuur en groen afgeleverd op 24 augustus 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
Het perceel voldoet op vlak van groen onvoldoende aan de definitie van woonparkgebied. Een beperkte heraanplanting met bomen is aangewezen.
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

c)      voldoen aan de definitie van 'woonparkgebied' met name: het niet-bebouwbare gedeelte dient aangelegd te worden met hoogstammig groen (het bestaande moet bewaard worden). Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen. Slechts 10% van de perceelsoppervlakte mag ingenomen worden voor het aanleggen van grasperken, speelruimten, tennisvelden en dergelijke. De aanvrager voorziet op het inplantingsplan geen heraanplanting. Dit is echter noodzakelijk om te voldoen aan de woonparkdefinitie. In die zin is het noodzakelijk om een beperkte  heraanplanting uit te voeren met minstens 3 inlandse hoogstammige loofbomen van eerste grootte plantmaat 10/12 en 3 inlandse hoogstammige loofbomen van tweede grootte plantmaat 8/10;

2.      de resterende bestaande bomen te behouden;

3.      de heraanplanting met bomen van eerste grootte dient bij voorkeur met een onderlinge plantafstand van minstens 8m. De heraanplanting mag niet gebeuren onder de kruinen van bestaande bomen. Voor de bomen van tweede grootte bij voorkeur een onderlinge plantafstand van 5m hanteren;

4.      de heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren;

5.      de aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer in: een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven;

6.      bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, namelijk het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

2.      Pidpa Riolering
Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 10 juli 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
De aanvraag handelt over een regularisatie waarbij er enkel afvoer is van RWA.  De RWA die wordt opgevangen dient aangesloten te worden op voldoende grote hemelwatervoorziening(en).  Bij voorkeur infiltreert het hemelwater op eigen terrein in de bodem.

 

3.      Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid
Het advies van Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid afgeleverd op 20 augustus 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
Het project omvat de regularisatie van een open veranda, tuinberging en tuinhuis op een bebouwd perceel. 

Het project is verenigbaar met de doelstellingen van het Decreet Integraal Waterbeleid (art. 1.2.2.), aangezien het effect verwaarloosbaar is wanneer men zich houdt aan de algemene wettelijke voorwaarden, in bijzonder de gewestelijke verordening hemelwater. 

Volgens de aanvraag infiltreert het dakwater in eigen tuin : rechtstreeks voor de open veranda, via een hemelwaterton met overloop naar een waterput voor het tuinhuis en rechtstreeks aangesloten op de waterput voor de dakoppervlakte van de tuinberging.

 

  • Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 2 augustus 2020 tot 31 augustus 2020.

Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5.tot en met 4.3.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Waterstraat een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Watertoets
    Waterparagraaf: het perceel is gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied. Er is advies gevraagd aan de dienst waterbeleid van het provinciebestuur van Antwerpen. Dit advies van 20 augustus 2020 is gunstig.

 

  • Functionele inpasbaarheid

Het regulariseren van een open functie veranda, een tuinberging en een houten tuinhuis aan een bestaande ééngezinswoning is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

  • Het mobiliteitsaspect
    De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

  • De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
    De aanvraag voldoet grotendeels aan de voorschriften. Het gebouw wijkt echter wel af van de verkaveling 1968/12. De verkaveling bepaalt dat:

o        gebouwen tot op minimum 3,00m afstand van de perceelgrens dient te worden voorzien. De aanvraag voorziet het regulariseren van een tuinberging tot op 2,58m van de rechter perceelgrens;

o        de bouwdiepte maximum 20m mag bedragen. De te regulariseren tuinberging werd tegen de woning gebouwd, hierdoor is de bouwdiepte 23,92m.

In een vergunning kunnen, na een openbaar onderzoek, beperkte afwijkingen worden toegestaan op stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen zoals voorzien in artikel 4.4.1§1 van de VCRO. Afwijkingen kunnen niet worden toegestaan voor wat betreft: de bestemming, de maximaal mogelijke vloerterreinindex, het aantal bouwlagen.
Omdat de afwijkingen beperkt zijn en er tijdens het openbaar onderzoek geen bezwaren ingediend werden, kan dit uitzonderlijk toegestaan worden.
De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

  • Visueel-vormelijke elementen
    De architectuur van de aanvraag heeft volgende kenmerken: gevels gedeeltelijk afgewerkt in hout en aluminium en een gedeelte van het dak in glas.
    De aanvraag voldoet grotendeels aan de voorschriften. Het gebouw wijkt echter wel af van de verkaveling 1968/12.
    In een vergunning kunnen, na een openbaar onderzoek, beperkte afwijkingen worden toegestaan op stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot de dakvorm en de gebruikte materialen zoals voorzien in artikel 4.4.1§1 van de VCRO.
    Omdat de afwijkingen beperkt zijn en er tijdens het openbaar onderzoek geen bezwaren ingediend werden, kan dit uitzonderlijk toegestaan worden.
    Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

  • Bodemreliëf
    De aanvraag behoudt het bestaande grondniveau. De nulpas wordt voorzien op 54cm boven de straatpas.

 

  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.

Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • het advies van de gemeentelijke themaconsulent natuur en groen naleven.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Riemstraat 76 - de heer Dirk Campo - het aanleggen van twee padelvelden - OMG 2020/310

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        clubhuis - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 18 november 1965 - 1965/135

  • Omgevingsvergunning(en) - stedenbouwkundige handelingen en/of exploitaties

o        het regulariseren van een terrasoverdekking aan het clubhuis en het aanleggen van 2 padel velden - weigering door deputatie - 26 september 2019 - OMG 2018/591

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens
    Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door de heer Dirk Campo, op 11 juni 2020 ontvangen.
    De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Riemstraat 76.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het aanleggen van twee padelvelden.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 10 juli 2020. De uiterste beslissingsdatum is 23 oktober 2020.

 

  • Planologische context
    Het eigendom is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) Zonevreemde bedrijven en recreatie, goedgekeurd op 14 december 2015.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

 

  • Specifieke voorschriften

Het RUP Zonevreemde bedrijven en recreatie bepaalt:

Deelplan 06: Brabo

Artikel 1: zone voor recreatie

Artikel 1.1.: Bestemming

o        Hoofdbestemming: in aanvulling op de bestemmingsvoorschriften van de grondkeur is deze zone bestemd voor recreatie en horeca in zoverre de activiteiten verenigbaar zijn met de woonomgeving.
In deze zone zijn maximaal 2 conciërgewoningen toegestaan. Eén in de zone A en één in de zone B zoals aangeduid op het grafisch plan.

Artikel 1.2.: Inrichting en beheer

o        Bebouwing: De bestaande bebouwing (toestand bij de inwerkingtreding van dit RUP) kan in stand gehouden, gerenoveerd, verbouwd, uitgebreid en herbouwd worden. Bij uitbreiding en herbouw is een maximale uitbreiding van 20% van het bestaande vergunde bouwvolume (toestand bij de inwerkingtreding van het RUP) toegestaan.
De dakvorm is vrij te kiezen. De maximale bouwhoogte (hetzij kroonlijsthoogte, hetzij nokhoogte) bedraagt 7 meter.

o        Overige constructies: Het plaatsen van zonnepanelen en andere constructies in functie van opwekking van alternatieve energie is niet toegestaan tenzij op het dak en in zoverre ze niet zichtbaar zijn vanuit de gebouwen in het plangebied, vanuit de gebouwen in de onmiddellijke omgeving van het plangebied en vanop het openbaar domein. Maar moet op een zodanige manier gebeuren dat de visuele impact op de omgeving beperkt blijft.
Het plaatsen van kleine constructies eigen aan de tuinaanleg zoals zitbanken, speeltoestellen en dergelijke is toegestaan. Overige constructies zijn verboden.

o        Niet-bebouwde delen: De landschappelijke waarde en natuurwaarde van het plangebied moet maximaal behouden worden. Bij kap of natuurlijke uitval van bomen, heesters en andere beplanting, moeten deze vervangen worden net soorten die zullen uitgroeien tot dezelfde omvang en met streekeigen soorten.
Verhardingen zijn enkel toegestaan in functie van de toegang tot de gebouwen, wandelpaden, sportinfrastructuur, terrassen en parkings. Parkings mogen uitsluitend aangelegd worden in half verharding of kleinschalig materiaal.
Reliëfwijzigingen zijn enkel toegestaan in functie van waterhuishouding, tuinaanleg, recreatieve doeleinden en toegankelijkheid.
Afsluitingen zijn toegelaten in zoverre ze uitgevoerd worden als haag eventueel geflankeerd door een draad aan de binnenzijde. De maximale hoogte bedraagt 1 meter in de voortuinstrook en zijtuinstrook en 2 meter in de overige delen. Poorten mogen uitsluitend uitgevoerd worden in een materiaal dat aansluit bij de tuininrichting en/of architectuur van het gebouw en zijn in hoogte beperkt tot maximum 1 meter.

o        Parkeren: De aanleg van de parking(s) moeten geïntegreerd worden in de aanleg van de buitenruimte. Zowel het type verharding, de lay-out en het voorzien van structurerende groenelementen moet hiertoe bijdragen.

Artikel 2: Waterloop

De waterloop, zoals symbolisch aangeduid op het grafisch plan, moet als dusdanig behouden blijven. Inrichtingen ervan en in het bijzonder van de oevers en de loop, moeten gericht zijn op het behoud en de verhoging van de natuurwaarde.
In de strook van 5 meter vanaf de oever mogen geen afsluitingen geplaatst worden.
In een strook van 10 meter vanaf de oever mogen geen constructies gebouwd worden en mogen geen verhardingen aangelegd worden.

 

  • Bestaande toestand

Op het perceel is een sportgebouw/clubhuis aanwezig sinds 1982.

Later werden er nog 4 verlichtingspalen vergund bij 9 tennisvelden.

De totale bebouwde oppervlakte bedraagt +/- 373m² op een perceel van 14.389m².

Het perceel is niet gelegen in de dorpskern maar in een residentiële woonwijk.

Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als tennisvelden.

Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.

De straat is een voldoende uitgeruste gemeenteweg. Deze wordt vaak gebruikt als doorgangsweg.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwing.

Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving is een mix van verschillende stijlen.

Het pand is niet als monument geklasseerd en is niet opgenomen op de inventaris van onroerend erfgoed.

Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied maar grenst wel aan de waterloop Steynhoefsebeek.

 

  • Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over het aanleggen van twee padelvelden op een perceel van 14.389m².

De 2 padel velden hebben elk een oppervlakte van 200m². De velden zijn tot op minimum 9,94m van de Noorderlaan gelegen. De velden worden omringd door een wand met een maximum hoogte van 4,00m.

Het clubhuis heeft een vergund volume van 771,9m³. De inplanting van het clubhuis blijven ongewijzigd. Aan de voorzijde wordt het gebouw is een niet vergunde terrasoverdekking. De terrasoverdekking heeft een volume van 349,76m³. Aan de rechter zijde bevindt zich een niet vergunde berging. De voorgevel breedte van het gebouw van 15,06m wordt uitgebreid tot een breedte van 17,76m gemeten op de voorgevelbouwlijn. De bouwdiepte tussen voor en achtergevel van 12,06m wordt uitgebreid tot 18,91m. De hoogte van de uitbreiding bedraagt 3,40m.
Er zijn nog 3 niet vergunde bergingen aanwezig op het perceel

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 373m².

De toegang tot het perceel is 3,38m breed. De oprit wordt aangelegd in klinkers en kiezels en ligt op minimum 28,00m van de rechter perceelsgrens. De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 8.305m².

Er worden geen bomen gerooid.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
    Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
    Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO.
  • Ministerieel besluit van 6 april 1994
    Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
  • Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
    Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.
  • Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
    Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen.
  • Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
    Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
    De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
    Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Inspraak en advies

  • Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
    Het advies van gemeentelijke themaconsulent natuur en groen afgeleverd op 7 september 2020, luidt: gunstig.
    Voor het uitvoeren van de voorziene werken dienen geen bomen te worden geveld.

 

  • Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid
    Het advies van Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid afgeleverd op 15 september 2020, luidt: gunstig.
    Op de plannen worden geen afvoergoten voorzien.
    Het Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid gaat er dan ook vanuit dat de padelvelden volledig waterdoorlatend worden aangelegd.
    Als gevolg van voorliggend project worden er geen significante negatieve effecten op het watersysteem verwacht.
    Het project wordt bijgevolg gunstig geadviseerd.

 

  • Pidpa Riolering
    Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 11 augustus 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Deze aanvraag maakt geen melding van de afvoer van DWA en/of RWA, noch in de beschrijvende nota, noch op de plannen.  Er wordt van uitgegaan dat de RWA ter plaatse in de bodem infiltreert.

Indien dit niet het geval zou zijn zal dit dienen voorgelegd te worden aan Pidpa-Riolering.

 

  • Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 24 juli 2020 tot 22 augustus 2020.

Er werden 5 schriftelijke bezwaren en 7 digitale bezwaren ingediend.

De bezwaren handelen over:

1.      De bezwaarindieners zijn van mening dat de padelvelden lawaaihinder zullen veroorzaken en niet past in de onmiddellijke omgeving.

2.      Een bezwaar handelt over het clublokaal. In het clublokaal kan men heel het jaar door eten, drinken en feesten.

3.      Tennis, paddel en feestgedruis hoort niet thuis in een woonparkgebied.

4.      De waarde van de huizen in de omgeving daalt omwille van de mogelijke aanleg van de padelvelden.

5.      Een bezwaar handelt over niet vergunde constructies. Volgens de weigering van het dossier OMG 2018/591 moest het terras en de bijgebouwen afgebroken worden. Dit is tot op heden niet gebeurd.

De bezwaren worden als volgt beoordeeld:

1.      De padelvelden worden omrand met een glazen constructie waar de ballen tijdens het spel tegenaan mogen botsen. De impact van een padelbal op een glazen wand zal een geluid produceren dat fluctueert in tijd en in intensiteit in relatie tot het spel. De geluidsintensiteit wordt grotendeels bepaald door de kracht waarmee de bal de wand raakt. De kans bestaat dat het geluid van de impact nog verstrekt wordt door trillingsoverdracht tussen de verschillende panelen wanneer deze niet optimaal gemonteerd zouden zijn. Omdat het spel gespeeld wordt met twee of vier mensen bestaat er ook risico op geluidoverlast door het roepen van de spelers. Er zullen voorwaarden worden opgelegd om de geluidsoverlast naar de omgeving te beperken.
Het bezwaar is ontvankelijk en gegrond.

2.      Het clublokaal maakt geen deel uit van de aanvraag.
Het bezwaar is ontvankelijk en ongegrond.

3.      Brabo tennis is gelegen binnen het RUP zonevreemde bedrijven en hierdoor functioneel inpasbaar in de omgeving.
Het bezwaar is ontvankelijk en ongegrond.

4.      Het bezwaar is niet stedenbouwkundig van aard.
Het bezwaar is ontvankelijk en ongegrond.

5.      Het clublokaal en bijgebouwen maken geen deel uit van de vergunning. In de voorwaarde wordt opgenomen dat de niet vergunde constructies dienen verwijderd te worden.
Het bezwaar is ontvankelijk en ongegrond.

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Riemstraat en De Schietboog voldoende uitgeruste openbare wegen zijn. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Watertoets
    Waterparagraaf: het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

  •                   Milieuaspecten

In VLAREM II zijn milieukwaliteitsnormen voor geluid opgenomen waarmee een bestuur bij het afleveren van een vergunning rekening dient te houden. De normen variëren naargelang de locatie en het tijdstip (dag = 7-19 uur, avond 19-22 uur, nacht 22-7 uur ). Woonparkgebied ressorteert onder indeling van woongebied waar tijdens de dag een kwaliteitsnorm van 45dB(A) wordt voorgesteld, avond = 45dB(A) en 's-nachts 35dB(A).

Het gebruik van een padelveld ressorteert niet onder de rubriek 32 - ontspanningsrichtingen van VLAREM II indelingslijst - bijlage I. Gevolg is dat voor het gebruik van het terrein deze normen niet afdwingbaar zijn, maar eerder richtinggevend. Daarnaast is er nog het gemeentelijk GAS-reglement dat maakt dat er tussen 22 en 7 uur geen rustverstorende activiteiten mogen plaats vinden. Dit maakt dat het aangewezen is om bij de verlenen van een vergunning voorwaarden op te leggen die maken dat geluidsuitstoot tot een minimum kan herleid worden.

Aldus wordt opgelegd om het gebruik van de padelvelden niet toe te staan tijdens de nacht (22 tot 7 uur).

Bij de bouw van de constructie dient maximaal gewerkt te worden met geluidsdempende materialen. De aanvrager dient te voorzien in een groenaanplanting op het terrein dat fungeert als visueel en geluidsscherm naar de buren toe. Om deze functie optimaal waar te maken moet de groenaanplanting uitgevoerd worden met groenblijvende en inheemse plantensoorten. Er mag geopteerd worden voor een combinatie van struiken en bomen. De aanvrager dient rekening te houden met de bepalingen in het Veldwetboek. De minimum dikte van het groenscherm bedraagt twee meter en de minimum hoogte één  meter boven het hoogste niveau van de padelveldschermen.
De verlichting van het padelveld dient zodanig geconcipieerd te zijn dat enkel terreinen zelf verlicht worden. Er mag geen lichthinder ontstaan voor de buren. Ook mag de verlichting tussen 22 en 7 uur niet branden.

 

6.      Functionele inpasbaarheid
Het aanleggen van twee padelvelden is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

7.      Het mobiliteitsaspect
De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

8.      De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
De aanvraag voldoet grotendeels aan de voorschriften. Het gebouw wijkt echter wel af van het RUP zonevreemde bedrijven en recreatie. Deelplan 06 van het RUP bepaalt dat er een maximum uitbreiding van 20% van het bestaande vergunde bouwvolume mogelijk is. Het bestaand vergund bouwvolume bedraagt 771,9m³. Een volume van de uitbreiding mag maximum 154,38m³ bedragen. Het bouwvolume van de niet vergunde terrasoverkapping wordt voorzien op 349,76m³.
In een vergunning kunnen, na een openbaar onderzoek, beperkte afwijkingen worden toegestaan op stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen. Afwijkingen kunnen niet worden toegestaan voor wat betreft: de bestemming, de maximaal mogelijke vloerterreinindex, het aantal bouwlagen.
Er is geen afwijking mogelijk op het toegestane bouwvolume. Het overdekt terras en de bijgebouwen wordt geschrapt uit de vergunning en de constructie dient te worden verwijderd.
Mits het naleven van de voorwaarde pas de aanvraag in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

9.      Visueel-vormelijke elementen
De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

10.  Cultureel historische aspecten
Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

11.  Bodemreliëf
De aanvraag behoudt het bestaande grondniveau. De nulpas wordt voorzien op 90cm boven de straatpas.

 

12.  Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.

Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

6.      het niet-bebouwbare gedeelte van het perceel aanleggen met hoogstammig groen, het bestaande bewaren. Het groen aanbrengen langs alle zijden van het perceel, afgezien van de nodige toegangen;

7.      het overdekt terras en de bijgebouwen worden geschrapt uit de vergunning zoals in het rood aangeduid op het inplantingsplan;

8.      de padelvelden mogen niet gebruikt worden tijdens de nacht (22 tot 7 uur);

9.      bij de bouw van de constructie dient maximaal gewerkt te worden met geluidsdempende materialen;

10.  de verlichting van het padelveld dient zodanig geconcipieerd te zijn dat enkel terreinen zelf verlicht worden;

11.  de verlichting mag niet branden tussen 22 en 7 uur.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Heidedreef 54 - mevrouw Valerie Tuck Sherman - het bouwen van een ééngezinswoning - OMG 2020/345

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        bouwen van een woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 4 maart 1997 - 1996/332

o        reliefwijziging - weigering door college van burgemeester en schepenen - 13 mei 1997 - 1997/116

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        nieuwe verkaveling - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 6 augustus 1996 - 1996/07

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens
    Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door mevrouw Valerie Tuck Sherman, op 30 juni 2020 ontvangen.
    De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Heidedreef 54.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het bouwen van een ééngezinswoning.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 20 augustus 2020. De uiterste beslissingsdatum is 19 oktober 2020.

 

  • Planologische context
    Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
    De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).
    Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
    Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Schilde Bergen Deel 3, goedgekeurd op 8 juli 1957.
    Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Hof Ter Linden wijziging, goedgekeurd op 15 april 2005.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

 

  • Specifieke voorschriften

Het BPA Schilde Bergen deel 1, 3 en 4 bepaalt:

I.– Algemene bepalingen

Artikel 4 – Bouwstroken, bouwlijnen en afstand tot kavelgrenzen

De verschillende bouwzones zijn op het plan begrensd door hetzij:

c.      Nochtans moeten alle hoofdgebouwen op ten minste 3m afstand van ieder eigendomsgrens, uitgezonderd de rooilijnen, verwijderd blijven, behoudens in de gevallen waar het bouwen van twee of meer woningen in aaneengesloten verband voorzien of toegelaten is. In dit laatste geval geldt de te behouden afstand van 3m voor al de vrijstaande buitenmuren dezer gebouwen.

d.      Voor alle gedeelten van hoofdgebouwen zonder verdieping en niet hoger dan 3m (gemeten vanaf straatpeil tot bovenrand kroonlijst), wordt deze verplichte minimumafstand tot eigendomsgrenzen teruggebracht tot 2m.

Artikel 5 – Materialen en uiterlijke afwerking der gebouwen

a.      Alle vrijstaande zijgevels van alleenstaande of in groepsverband aaneengebouwde gebouwen, moeten als één architecturaal geheel afgewerkt worden, en bekleed met behoorlijke gevelmaterialen die esthetisch gelijkwaardig zijn aan deze van de voorgevel.

b.      Betonstenen of bouwblokken bestaande uit een beton-agglomeraat, zijn niet toegelaten als gevelsteen, tenzij bekleed of geverfd met daartoe geëigende materialen, die esthetisch verantwoord zijn. (x)

c.      Het algemeen uitzicht en de keuze der materialen der op te richten gebouwen moeten in harmonie zijn met het karakter en het uitzicht der omgeving.

d.      Indien gebouwd wordt tegen één of meer reeds bestaande gebouwen, dan moeten aard en kleur der gevelmaterialen en van de dakbedekking alsmede gevelhoogte en dakhellingen in overeenstemming zijn met deze van het bestaande gebouw, het meest maatgevend geldend voor de esthetische aanpassing.

e.      Voor gebouwen op te richten in groepsverband en die deel uitmaken van een aaneengesloten bouwblok, zal het algemeen ontwerp en de keuze der materialen voor het gehele bouwblok eerst moeten goedgekeurd worden door de Minister van Openbare Werken en Wederopbouw op voorstel van het Schepencollege, vóór aflevering van de toelating tot bouwen voor het geheel of een gedeelte van dit bouwblok.

f.        Alle gevels of muren van bijgebouwen, aanhorigheden, afsluitmuren, poorten en van gelijk welke andere constructie die niet op gemene erfscheidingen staan, moeten als gevels behoorlijk afgewerkt worden.

g.      Alle gevels of muren als onder f. reeds genoemd, die uitgeven op de wegenis of die er aan palen, al of niet achter een voortuinstrook, vallen onder dezelfde verplichtingen als de voorgevels der hoofdgebouwen.

(x) Hetzelfde geldt voor al de gevels op te trekken in gewone machinale baksteen

(b.v. Boomse of Kempische machinesteen).

Artikel 7 – vellen van bomen

Het is verboden hoogstammige bomen met een stamomtrek van 1m of meer, gemeten op 1m hoogte boven het maaiveld, te vellen zonder uitdrukkelijke en geschreven machtiging van de Minister die de Stedenbouw in zijn bevoegdheid heeft of van zijn afgevaardigde, op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen. Deze machtiging kan slechts verleend worden in zoverre de aangevraagde velling noodzakelijk is voor:

a.      het oprichten van een gebouw waarvoor toelating verleend is en slechts in zoverre als nodig voor de goede aanleg, de verlichting en de veiligheid van het gebouw en de daarbij behorende open ruimte, en dit slechts op voorwaarde dat hierdoor geen schade berokkend wordt aan de schoonheid der omgeving;

b.      de veiligheid der openbare wegen en van de private en openbare eigendommen;

c.      de normale uitbating der bossen en slechts in zoverre hun voortbestaan of wederaanplanting verzekerd is.

I. – Bepalingen gemeenschappelijk voor de zones

“Gesloten, half-open en open bebouwing”

Artikel 9 – minimum breedte van woningen

Behoudens de uitzonderingen, verder vermeld, is de minimum breedte der woningen bepaald op 6m, voor zover op het plan of in de “bijzondere voorschriften” geen andere minimum breedte is voorzien. Op onbebouwde eigendomspercelen met een breedte van minder dan 4m aan de bouwlijn bestaande bij de openbaarmaking van huidig plan van aanleg, mag in geen geval een woning worden opgericht; dergelijke eigendommen mogen echter wel worden gebruikt om bestaande woningen te vergroten of om er garages, bergplaatsen of ambachtelijke werkplaatsen op te bouwen.

Op onbebouwde eigendomspercelen bestaande bij de openbaarmaking van het tegenwoordig plan, hebbende een breedte van meer dan 4m, maar minder dan 6m, mag een woning gebouwd worden op voorwaarde dat het eigendomsperceel ligt binnen een zone waarin bebouwing kan toegestaan worden en het daarop op te richten gebouw langs de twee zijden is ingesloten door bestaande of bij het bestemmingsplan voorziene op te richten gebouwen.

De bij openbaarmaking van huidig plan bestaande woningen mogen worden verbouwd ook als zij op de bouwlijn een breedte hebben van minder dan 6m.

Woningen mogen niet worden gesplitst in meerdere woningen indien daaruit woningen zouden voortkomen van minder dan 5m breedte, over de volle diepte van het gebouw.

Artikel 10 – zijgevels en erfscheidingen ten opzichte van de weg

Alle scheidingsgevels van nieuwe gebouwen moeten steeds rechtstandig op de bouwlijn worden opgetrokken tot op een diepte van gelijke afmeting als de diepte der hoofdgebouwen of tot aan de diepte der voor hoofdgebouwen voorbehouden zones, indien deze zones op plan zijn aangeduid.

Voorgaande voorschrift vervalt indien op het plan anders is aangeduid of indien binnen de daarvoor toegelaten zones gebouwen worden opgetrokken op een afstand van de straatgrens van meer dan 20m.

Definitief zichtbaar blijvende vrijstaande zijgevels van gebouwen moeten als de voorgevels worden behandeld voor wat de keuze der materialen en de afwerking betreft.

Waar het gaat over gebouwen op te richten in zones bestemd voor alleenstaande op per twee gegroepeerde bebouwingen geldt hetzelfde ook voor de achtergevel.

De bij openbaarmaking van huidig plan bestaande gebouwen kunnen worden verbeterd, verbouwd of herbouwd, zonder dat aan de bepalingen van eerste alinea van huidig artikel moet worden voldaan op voorwaarde dat aanpalende gebouwde eigendommen aan andere eigenaars toebehoren en in zoverre zulke werken niet strijdig zijn met enige andere beschikking van het plan.

II. – Bepalingen betreffende de onderscheidende zones

Artikel 17 – Zones voor open bebouwing 2.000m²/30m

A.Verkaveling

a.      Kaveloppervlakte: minimum 2.000m²

b.      Kavelbreedte op de bouwlijn: minimum 30m

c.      Private wegen: in deze zone mogen private landelijke wegen aangelegd worden om toegang te verlenen tot een of meerdere kavels. Deze wegen zullen echter hun privaat karakter blijven behouden en niet onder de verantwoordelijkheid noch ten laste van de Openbare Besturen kunnen gelegd worden voor wat betreft hun onderhoud en uitrusting.

Dergelijke wegen mogen slechts aangelegd worden nadat hun tracé door het Gemeentebestuur zal goedgekeurd zijn.

Zij zullen door de eigenaars in behoorlijk berijdbare toestand dienen gebracht en onderhouden te worden.

Gezien hun privaat karakter zullen er echter door het Gemeentebestuur geen verdere eisen van verharding en uitrusting gesteld worden.

B. Bebouwing

a.      Bestemming: uitsluitend voor alleenstaande of ten hoogste 2 tegen elkaar gebouwde woningen. In het laatste geval moeten de 2 woningen gelijktijdig en volgens 1 architecturaal geheel opgericht worden.

b.      Winkels, ambachtelijke bedrijven en nijverheid zijn verboden.

c.      Gevelbreedte: minimum 8m, maximum 2/3 der kavelbreedte aan de bouwlijn.

d.      Bouwdiepte: maximum 20m tussen de voorgevel en de achtergevel.

e.      Gebouwen op te richten op kavels gelegen langsheen een private landelijke weg, moeten op minstens 20m van de middellijn van deze weg verwijderd blijven, behoudens waar het plan een andere maat aanduidt.

f.        Vrijstaande bijgebouwtjes: maximum 40m² op minimum 3m van de eigendomsgrenzen. Materialen overeenkomstig artikel 5.

g.      Afsluitingen tussen de eigendommen: uitsluitend met levende beplantingen. Gelijk welke betonnen palen zijn verboden.

 

  • Bestaande toestand

Het betreft een onbebouwd perceel van 3.007m² groot.

Het perceel is niet gelegen in de dorpskern maar in een residentiële woonwijk.

Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als ééngezinswoning.

Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als ééngezinswoning.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwing. Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het perceel is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.

Het perceel is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

 

  • Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over het bouwen van een ééngezinswoning op een perceel van 3.007m². De nieuwe woning wordt ingeplant tot op 15,54m uit de rooilijn, op 6,44m van de rechter perceelsgrens en op 6,40m van de linker perceelsgrens. De voorgevel van de woning heeft een breedte van 25,60m op een kavelbreedte van 38,45m, gemeten op de voorgevelbouwlijn. De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 20m. De kroonlijsthoogte bedraagt 6,21m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een hellend dak van 45° met een nokhoogte van 10,51m. De gevels worden opgetrokken in baksteen. Het dak wordt afgewerkt met dakpannen.

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 280,5m².

De toegang tot het perceel is 3,15m breed. De oprit wordt aangelegd in waterdoorlatende klinkers en ligt op minimum 5m van de rechter perceelsgrens. Achter de woning wordt een terras van 107m² aangelegd. De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 252,3m².

Er worden bomen gerooid.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
    Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
    Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO.
  • Ministerieel besluit van 6 april 1994
    Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
  • Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
    Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.
  • Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
    Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen.
  • Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
    Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
    De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
    Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Inspraak en advies

  • Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
    Het advies van gemeentelijke themaconsulent natuur en groen afgeleverd op 1 oktober 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    De aanvrager wenst een woning te bouwen en het perceel op te hogen. De meest waardevolle bomen blijven behouden.
    Om de bestaande bomen in goede gezondheid te kunnen behouden is een grondophoging binnen de kroonprojectie niet toegelaten.
    Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        voldoen aan de definitie van 'woonparkgebied' met name: het niet-bebouwbare gedeelte dient aangelegd te worden met hoogstammig groen (het bestaande moet bewaard worden). Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen. Slechts 10% van de perceelsoppervlakte mag ingenomen worden voor het aanleggen van grasperken, speelruimten, tennisvelden en dergelijke. De aanvrager voorziet op het inplantingsplan geen heraanplanting. Dit is echter noodzakelijk om te voldoen aan de woonparkdefinitie. In die zin is het noodzakelijk om een beperkte heraanplanting uit te voeren met minstens 2 inlandse hoogstammige loofbomen van eerste grootte plantmaat 10/12 en 3 inlandse hoogstammige loofbomen van tweede grootte plantmaat 8/10;

o        de bomen in de omgeving van de werken dienen onderzocht te worden door een Certified European Treeworker die hiervoor een bomenbeschermplan opstelt. Het uitvoeren van de bouwwerken dient begeleid te worden door de Certified European Treeworker die het bomenbeschermingsplan opgesteld heeft. Om schade aan bestaande bomen te voorkomen tijdens de bouw - en of wegenwerken dienen alle boombeschermende maatregelen uitgevoerd te zijn zoals omschreven in het bomenbeschermingsplan. De maatregelen kunnen onder meer zijn: het plaatsen van een hekwerk, het leggen van rijplaten om de bomen te beschermen tegen mechanische beschadiging ten gevolge van verkeer en of opslag van bouwmaterialen;

o        het behoud van de aangeduide boszone en in de tuinzone de waardevolle bomen, (voornamelijk eiken) zoals in oranje omcirkeld op het plan: BA_WONING_I_N_01INPLANTINGSPLAN ontworpen-voorwaarden;

o        geen grondophogingen, zelfs tijdelijk, aan te brengen binnen de kroonprojectie van de bestaande waardevolle bomen ; zoals in oranje omcirkeld op het plan: BA_WONING_I_N_01INPLANTINGSPLAN ontworpen-voorwaarden;

o        de heraanplanting met bomen van eerste grootte dient bij voorkeur met een onderlinge plantafstand van minstens 8m. De heraanplanting mag niet gebeuren onder de kruinen van bestaande bomen. Voor de bomen van tweede grootte bij voorkeur een onderlinge plantafstand van 5m hanteren;

o        de heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren;

o        de aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer in: een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven;

o        bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, namelijk het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden;

o        indien bronbemaling nodig is dient voldaan te worden aan de zorgplicht (bijvoorbeeld retourbevloeiing) aan de bestaande bomen in de omgeving;

o        om schade aan bestaande bomen te voorkomen tijdens de bouw - en of wegenwerken dienen vanaf de start van de uitvoeringswerken boombeschermende maatregelen uitgevoerd te zijn zoals onder meer het plaatsen van een hekwerk, het leggen van rijplaten enzovoort om de bestaande bomen te beschermen;

o        een bankwaarborg te voorzien van 3.000 euro ter garantie voor het behoud in een goede gezondheid van alle te behouden bomen, behoud van de bos-parkstructuur, het toepassen van boombeschermingsmaatregelen en uitvoering heraanplantingswerken zoals eerder omschreven.

 

  • Pidpa Riolering
    Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 8 september 2020 onder referentie L-21-207/192659, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Betreffende de aan te leggen rioleringsinfrastructuur:
  • beschrijvend gedeelte:
  • van toepassing zijnde regelgeving:
  • de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;
  • het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem);
  • de “Basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer” pidpa-riolering (zie website Pidpa);
  • het Algemeen waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
  • het Bijzonder Waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
  • de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;
  • deze lijst is niet limitatief.
  • Ligging volgens het zoneringsplan:
  • De ontwikkeling is gelegen in het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd).
    Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        Specifieke voorwaarden:

o        De DWA-afvoer en de RWA-afvoer zullen dienen aangesloten te worden op de bestaande gemengde riolering langsheen de Heidedreef.

o        De regenwaterput met een inhoud van 10.000 liter voldoet aan de bijgevoegde aanstiplijst hemelwater voor de nieuwbouw of herbouw van een of meer ééngezinswoningen.

o        De regenwaterput dient voorzien van effectief herbruik van regenwater, dit is voorzien door de aansluiting van tuinkraantje en wc’s.

o        De overloop van de regenwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening met minimum 5.500 liter (effectief 5.600 liter) infiltratievolume en minimum 8,8m² (effectief 12,8m²) infiltratie oppervlakte.
De overloop hiervan mag worden aangesloten op de achterliggende Zwanebeek. Hiertoe dient toestemming te worden aangevraagd aan de beheerder van deze waterloop categorie 2.
Men moet er wel aandacht aan besteden dat de infiltratievoorziening geplaatst wordt boven het grondwaterniveau.

o        Een voldoende gedimensioneerde (volgens ‘Waterwegwijzer bouwen en verbouwen’) en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van de toiletten is verplicht. Er werd een put van 3.000 liter voorzien.

o        Eén DWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke (toekomstige) overgang van privéwaterafvoer naar het (toekomstig) openbaar saneringsnetwerk is verplicht.

o        De huisaansluitputje, de plaatsing ervan en de aansluiting op de riolering zijn ten laste van de ontwikkelaar. Deze werken worden uitgevoerd door Pidpa.

o        Offerte voor de beperkte uitbreiding van het openbaar rioleringsnetwerk ten behoeve van het aansluiten van de ontwikkeling.

o        Pidpa bepaalt welke rioleringsinfrastructuur voorzien moet worden door de ontwikkelaar en maakt hiervoor offerte over aan de ontwikkelaar.

o        De offerte hiertoe dient te worden aangevraagd door de ontwikkelaar bij Pidpa-Riolering.

o        De werken worden uitgevoerd door Pidpa of een door Pidpa aangestelde aannemer. Dit kan slechts na betaling van de in de offerte vermelde geraamde kostprijs.

o        Realisatie van de beperkte uitbreiding van het openbaar rioleringsnetwerk ten behoeve van het aansluiten van de ontwikkeling.

  • Pidpa zal, vanaf het ogenblik dat ze kennis heeft van het feit dat er vuilvracht ontstaat en nadat de ontwikkelaar de ontwikkeling is uitgezet, overgaan tot de aanleg van de vereiste infrastructuur.
  • Indien tussen het tijdstip van het afleveren van de vergunning en het tijdstip waarop er op één van de kavels vuilvracht ontstaat, reeds riolering zou aangelegd worden ter hoogte van de betrokken ontwikkeling, dan blijven alle door de ontwikkelaar aan Pidpa betaalde bedragen verworven voor Pidpa.

o        Algemene voorwaarden:

  • Voor elke aansluiting op de riolering dient een aanvraag gericht te worden aan Pidpa-Riolering.
  • De riolering op privéterrein dient verplicht gekeurd te worden op de afkoppeling van het hemelwater.

 

  • Agentschap voor Natuur en Bos
    Het advies van Agentschap voor Natuur en Bos afgeleverd op 21 september 2020 onder referentie 20-216421, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        De vergunning wordt verleend op grond van artikel 90bis, §5, derde lid, van het Bosdecreet en onder de voorwaarden zoals opgenomen in het hierbij gevoegde compensatieformulier met kenmerk: 20-216421.

o        De te ontbossen oppervlakte bedraagt 2.157m². Deze oppervlakte valt niet meer onder het toepassingsgebied van het Bosdecreet.

o        De resterende bosoppervlakte van 850m² met als bos behouden blijven. Bijkomende kappingen in deze zone kunnen maar uitgevoerd worden mits machtiging door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het is evenmin toegelaten in deze zone constructies op te richten of ingrijpende wijzigingen van de bodem, de strooisel-, kruid- of boomlaag uit te voeren.

o        De bosbehoudbijdrage van 8.183,01 euro dient binnen de 4 maanden, vanaf de datum waarop gebruik mag gemaakt worden van deze vergunning, gestort worden.

 

o        Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid
Het advies van Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid afgeleverd op 8 oktober 2020 onder referentie DWAD-2020-1143, luidt: voorwaardelijk gunstig.

o        Verenigbaarheid met het watersysteem
De aanvraag omvat de bouw van een woning.
Mogelijke schadelijke effecten zouden kunnen ontstaan door:

  • Wijziging van infiltratie naar het grondwater

De aanvraag voorziet enkele maatregelen die het negatieve effect voldoende herstellen/compenseren, mits ze uiteraard correct uitgevoerd worden. Zo wordt er hemelwaterput en een infiltratievoorziening voorzien.

o        Voorwaarden en maatregelen

  • Algemene wettelijke voorwaarden
    • Bouwafstanden – erfdienstbaarheden: 5m-zone
      Voor noodzakelijke onderhouds- en ruimingswerken en voor het spreiden van de ruimingsproducten dient langs beide kanten van de waterloop een zone met een breedte van 5m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop vrij te worden gehouden van voorwerpen, constructies, aanplantingen en gebouwen die de doorgang zouden belemmeren van de machines die bij de werken worden gebruikt. Wanneer uitvoering van deze bepaling aanleiding kan geven tot ernstige ecologische schade, zal de Provincie hier in de praktijk afwijkingen op dulden
      Afsluitingen/hagen langs de waterloop moeten op een afstand van 0,75m tot 1m vanaf de kruin van de waterloop geplaatst worden. Ze mogen niet hoger zijn dan 1,50m boven de begane grond. Afsluitingen hoger dan 1,50m moeten op minstens 5m van de kruin van de waterloop geplaatst worden. Afsluitingen haaks op de waterloop moeten binnen de 5m-zone eenvoudig verwijderbaar zijn en terugplaatsbaar zijn. Struikgewas dient tot op een hoogte van maximaal 1,50m worden teruggesnoeid.
      Verhardingen (opritten, terrassen,….), leidingen en ondergrondse constructies voorzien tot op een afstand van minder dan 5m vanaf de kruin van de waterloop moeten bestand zijn tegen het overrijden van machines tot 40ton.
      Beplantingen: de aanplanting van loofbomen langs de onbevaarbare waterlopen dient als volgt te gebeuren:

1)      Ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 5m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop en met een vrij te bepalen afstand tussen de bomen zodat stroken als zone van openbaar nut met een breedte van 5m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop volledig vrij worden gehouden;

2)      Ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 0,75 landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop met een afstand tussen de bomen van minimum 10m zodat de bereikbaarheid van de waterloop met de machine blijft verzekerd, en een tweede rij bomen zoals vermeld onder punt 1.

Volgens de wet op het natuurbehoud is het verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te laten groeien op minder dan 6m van de oevers van de waterlopen.
De bereikbaarheid van de waterloop voor uitvoering van de noodzakelijke onderhouds- ruimings- en herstellingswerken dient echter steeds gevrijwaard te worden.
Reliëfwijziging: reliëfwijzigingen zijn verboden binnen de 5m-zone en binnen overstromingsgevoelig gebied. Een ophoging wordt enkel toegestaan ter hoogte van de woning en de terrassen.

  • Afstanden – waterkwaliteit: 1m-zone
    Binnen een afstand van minimaal 1m vanaf de kruin van de waterloop mag de oever niet bewerkt worden, noch besproeid met biociden. Het Mestdecreet verbiedt bovendien elke bemesting binnen een strook van 10m (GEN en GENO) of 5m (overige gevallen) gemeten vanaf de kruin van de waterloop.
  • Eigendom
    De bedding van een waterloop van tweede categorie behoort toe aan de provincie.
  • Werken aan waterlopen
    Het is verboden werken uit te voeren binnen de bedding van de onbevaarbare waterloop zonder omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. Hieronder kan onder meer verstaan worden het optrekken of plaatsen van een constructie (overwelving, kruisen met nutsleiding, aansluiting, elke vaste constructie in de waterloop, oeverversteviging) en reliëfwijzigingen (verleggen, dempen of herprofilering van waterloop).
  • Waterkwantiteit: vasthouden > bergen > afvoeren
    Niet functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Het dakwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (als toiletspoeling, waswater, beregening, …) Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat – gebufferd. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag worden afgevoerd. Er moet minstens voldaan zijn aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater.
  • Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren
    Er dient rekening gehouden met de voorschriften die geformuleerd staan in de Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen (VMM) (Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelinginstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties, aanvullingen met betrekking tot de herwaardering van grachtenstelsels, hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen en andere aanvullingen en updates).
    Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in de regenwaterafvoerleiding en regenwater in de droogweerafvoerleiding. Het is uiteraard verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op een droogweerafvoerleiding. De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 van Vlarem II; een IBA of kleinschalige waterzuivering dient voorzien.
  • Specifieke voorwaarden (artikel 8 §1 DIW van 18 juli 2003 en artikel 7 § 1 4° UB van 20 juli 2006).
    Teneinde het schadelijk effect te voorkomen/beperken/herstellen/compenseren worden de volgende specifieke voorwaarden opgelegd:
    • Voor de wijziging van infiltratie naar het grondwater.
      Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minstens voldoet aan de gewestelijke, provinciale, gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterverordening inzake hemelwaterputten en andere. Verder moet voldaan worden aan artikel 6.2.2.2.1.2. §4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6° a) opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater, en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer.
      De dakoppervlakte watert af naar een hemelwaterput van 10.000 liter, die overloopt naar ondergrondse infiltratiekratten.
      Dit hemelwater zal herbruikt worden volgens de ingevulde aanstiplijst als spoelwater voor de toiletten en gevelkraan.
      Er wordt een infiltratievoorziening geplaatst in de vorm van infiltratiekratten. Om infiltrerend te werken is het belangrijk dat een infiltratievoorziening volledig boven de hoogste grondwaterstand (=gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand) wordt geplaatst. Een ondergronds systeem lijkt dus volgens de kaartgegevens te diep, ondiepere systemen zouden beter geschikt zijn. Mogelijk is een open infiltratiesysteem, type wadi, diepte 30cm een optie.
      De werkelijke diepte van de grondwaterstand kan echt (licht) afwijken van deze kaartgegevens. Daarom wordt geadviseerd om de grondwaterstand in het voorjaar (maart) na te gaan en te kiezen voor een infiltratievoorziening die hier volledig boven geplaatst kan worden.
      Indien er een noodoverlaat voorzien wordt op het infiltratiesysteem, dient deze aangesloten op de waterloop in plaats van op de DWA, zoals momenteel volgens de plannen voorzien.

o        Deel 2: machtigingsadvies werken aan de waterloop

  • Wettelijke basis voor het machtigingsadvies
    Op grond van artikel 12 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterloop van tweede categorie buiten polder- of wateringgebied.
    Een gunstig advies van de deputatie in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van grond, geldt als machtiging als de eventuele voorwaarden waarvan het gunstige advies afhankelijk wordt gemaakt, in de vergunning in kwestie worden opgelegd.
  • Voorwaarden voor het uitvoeren van werken aan de waterloop
    Gelet op artikel 16 wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, hierna genoemd ‘de Wet’, maken de onbevaarbare waterlopen deel uit van het openbaar domein van de overheid die de waterloop wordt geacht toe te behoren aan de waterbeheerder.
    Gelet op artikel 9,§1 van de Wet dienen de constructies op de onbevaarbare waterlopen te worden onderhouden en hersteld door diegenen aan wie ze toebehoren en kan bij nalatigheid de waterloopbeheerder de nodige werken ambtshalve uitvoeren en de kosten hiervan verhalen.
    Gelet op artikel 9,§2 van de Wet zijn de eigenaars of gebruikers van constructies op de onbevaarbare waterlopen verplicht deze constructies te laten functioneren volgens de instructies die ze daarvoor krijgen van de bevoegde waterbeheerder. Die instructies kunnen altijd en zelfs door mondeling bevel gewijzigd worden als het algemeen belang dat vereist.
    De eigenaars of gebruikers van constructies zorgen ervoor dat de werking van de constructies geen schadelijke effecten veroorzaakt voor de aangelanden stroomopwaarts en stroomafwaarts.
    Gelet op artikel 12 van de Wet doet de integratie van de machtiging geen afbreuk aan het precaire karakter van het recht van gebruik op het domein van de waterbeheerder. De machtiging kan bijgevolg te allen tijde op gemotiveerde wijze worden aangepast of ingetrokken door de bevoegde overheid in het belang van het watersysteem en dit zonder dat de vergunninghouder hiervoor recht heeft op schadevergoeding.
  • Om de verenigbaarheid met het watersysteem te verzekeren worden volgende bijzondere voorwaarden opgelegd:
    • Aansluiting overloop infiltratievoorziening
      De overloop van de infiltratievoorziening kan aangesloten worden op de waterloop.
      Plaats: nabij atlaspunt B.136, langs kadasterperceel 1° afdeling, sectie D nr. 38p (ter hoogte van huisnummer 54).
      Wijze: met ronde buizen met een maximale binnendiameter van 0,165m in de open waterloop. De buizen zijn bestand tegen het overrijden van machines voor de werken aan de waterloop.
      Het doorstromingsprofiel van de open waterloop mag niet worden verminderd.
      De afwerking van de aansluiting (lozingspunt) dienst zodanig te gebeuren dat uitspoeling en afzakking van de bodem en het talud evenals beschadigingen aan de waterloop worden voorkomen. Hiertoe kan het talud extra ingezaaid worden met een grasmengsel, kunnen graszoden aangewend worden of kan een beperkte kasseibeschoeiing (+/- 1m) aangebracht worden. Eventuele schade ontstaan ten gevolge van de aansluiting dient door de gebruiker te worden hersteld.
      Binnen de bedding van de waterloop en binnen de erfdienstbaarheidsstrook van 5m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop dienen de nodige schikkingen en voorzieningen getroffen te worden om beschadiging van de leiding te voorkomen tijdens de uitvoering van de onderhoudswerken aan de waterloop, eventuele schade kan niet op de waterloopbeheerder verhaald worden.
      Het is verboden via de oppervlaktewaterleiding vuile of huisafvalwaters te lozen.
      Er dient rekening gehouden te worden met de toestand en het afvoervermogen van de waterloop. De lozingsdebieten en lozingsfrequenties dienen zodanig beperkt te worden dat zij geen wateroverlast, geen schade en geen kwaliteitsverlies veroorzaken. Er dient minstens voldaan aan de gewestelijke verordening hemelwater.
      De infiltratievoorziening zelf dient buiden de 5m-zone aangebracht.
      De infiltratievoorziening dient boven de gemiddeld hoogste voorjaarsgrondwaterstand aangebracht. Het is aangewezen om de eigen afwatering te beveiligen met een terugslagklep om te’ voorkomen dat er water vanuit de waterloop in de infiltratievoorziening stroomt.
      Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        de ECO GSV opslag- en infiltratiekamer dewelke hier wordt voorgesteld voldoet echter niet. Om effectief te zijn en om het insijpelen van grondwater te vermijden moet een infiltratievoorziening zich geheel boven de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand bevinden. De gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand op dit perceel is 63cm onder het maaiveld. Daarenboven is een gecombineerd systeem is niet aan te raden bij een dergelijke hoge grondwaterstand omdat ook vervuiling van het water in de hemelwaterput hierdoor mogelijk is. De infiltratievoorziening moet dus vervangen worden door een ondieper alternatief;

o        de terrassen/verhardingen mogen niet afwateren naar de hemelwaterput tenzij maatregelen getroffen worden om vervuiling van hemelwater in de put te voorkomen;

o        er mag geen ruimte voor water verloren gaan;

o        er moet overstromingsvrij gebouwd worden (vloerpeil op minstens 22,28m TAW (= hierboven vermeld getal + 30cm naar boven afronden);

o        de eigenaar dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om op zijn eigen goed waterschade te voorkomen;

o        de kruipkelder moet overstroombaar zijn;

o        de ophoging dient zich te beperken tot het gebouw en de toegang tot het gebouw;

o        iedere ophoging moet worden gecompenseerd door een afgraving op het terrein (er mag geen grond van elders aangevoerd worden);

o        het verplichte hergebruik van hemelwater door middel van een pomp en apart leidingcircuit moet opgenomen worden in de vergunning en wordt bij voorkeur na de werken gecontroleerd door de gemeente;

o        de infiltratievoorziening moet volledig boven de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand geplaatst worden;

o        de vergunning doet geen afbreuk aan eventuele eigendomsrechten en ontslaat de houder ervan niet zich te voorzien van de overeenkomstig andere wetgeving vereiste machtigingen;

o        de provinciale dienst Integraal Waterbeleid, Koningin Elsabethlei 22 in 2018 Antwerpen, moet uiterlijk 5 dagen voor de start van de werken en 10 dage, na voltooiing van de werken per brief of per mail hiervan in kennis worden gesteld;

o        de vergunning doet geen afbreuk aan eventuele eigendomsrechten en ontslaat de houder ervan niet zich te voorzien van de overeenkomstig andere wetgeving vereiste machtigingen;

o        aan de personeelsleden van de dienst Integraal Waterbeleid moet steeds toegang worden verleend voor toezicht.

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Heidedreef een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Watertoets
    Waterparagraaf: het voorliggende (bouw)project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied. De ondergrondse constructie heeft beperkte dimensies en geeft geen aanleiding tot een verminderde infiltratie in de bodem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Voor het betrokken project werd de watertoets uitgevoerd volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 5 juli 2013. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke/provinciale/gemeentelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in de plaatsing van een hemelwaterput van 5.000 liter met een overloop op een infiltratievoorziening met een buffervolume van 5.600 liter en een infiltratieoppervlakte van 8,8m² zodat aan de verordening voldaan wordt. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

  • Functionele inpasbaarheid
    Het bouwen van een vrijstaande eengezinswoning is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

  • Het mobiliteitsaspect
    De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

  • De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
    De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

  • Visueel-vormelijke elementen
    De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

  • Bodemreliëf
    De aanvraag wijzigt het bestaande grondniveau. De nulpas wordt voorzien op 50cm boven de straatpas.

 

  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.

Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos naleven;
  • het advies van de gemeentelijke themaconsulent natuur en groen naleven;
  • het advies van Pidpa-Riolering naleven;
  • het advies van Departement Leefmilieu Dienst Waterbeleid naleven;

3)      het hemelwater dient te worden opgevangen in (een) regenwaterput(ten) met een totale inhoud van minimum 5.000 liter. Het regenwater moet hergebruikt worden met minimum 1 aftappunt. De overloop van de put moet worden aangesloten aan een infiltratievoorziening met een buffervolume van minimum 5.500 liter en een infiltratieoppervlakte van 8,8m² zodat aan de verordening voldaan wordt;

  • het niet-bebouwbare gedeelte moet aangelegd worden met hoogstammig groen (het bestaande moet bewaard worden). Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen. Slechts 10% van de perceelsoppervlakte mag ingenomen worden voor het aanleggen van grasperken, speelruimten, tennisvelden en dergelijke;
  • de vestiging van een maatschappelijke zetel van een bedrijf of de uitoefening van een vrij beroep is toegelaten indien er geen afbreuk wordt gedaan aan het residentiële karakter van de gebouwen en deze activiteiten gepaard gaan met een woonbestemming. Minimum 60% van het bouwvolume wordt ingenomen door het woongedeelte. Winkels, ambachtelijke bedrijven en nijverheid, zijn verboden;

o        het gebouw dient enkel als eengezinswoning te worden aangewend.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Elzendreef 29 - de heer Wai Chu - het verbouwen van een bestaande ééngezinswoning, het aanleggen van een openlucht zwembad en een open prieel - OMG 2020/361

 

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige vergunning(en)

  • woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 30 juni 1992 - 1991/240

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens
    Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door de heer Wai Chu, op 7 juli 2020 ontvangen.
    De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Elzendreef 29.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het verbouwen van een bestaande ééngezinswoning, het aanleggen van een openlucht zwembad en een open prieel.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 27 augustus 2020. De uiterste beslissingsdatum is 26 oktober 2020.

 

  • Planologische context
    Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
    De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).
    Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

 

  • Bestaande toestand

Op het perceel is een woning aanwezig sinds 1993 volgens de gegevens van het kadaster. De totale bebouwde oppervlakte bedraagt +/- 130,39m² op een perceel van circa 1.403m².

Het perceel is niet gelegen in de dorpskern maar in een residentiële woonwijk.

Het perceel is een hoekperceel tussen de Elzendreef en de Bethaniëlei.

Het aanpalende perceel langsheen de Bethaniëlei wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

Het aanpalende perceel langsheen de Elzendreef wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwing.

Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het perceel is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.

Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

 

  • Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over het verbouwen van een bestaande ééngezinswoning, het aanleggen van een openlucht zwembad en een open prieel op een perceel van 1.403m².

Volgende zaken worden aangevraagd:

o        het aanbouwen van een overdekt terras;

o        het wijzigen van de indeling op het gelijkvloers;

o        het aanleggen van een openlucht zwembad;

o        het plaatsen van een trap naar de verdieping – de zolderruimte wordt ingericht als een hobby ruimte;

o        in de voor- en achtergevel worden extra ramen voorzien op het verdiep;

o        op de gelijkvloers worden de 2 bestaande ramen vervangen door 1 groot raam;

o        in de linker- en rechterzijgevel worden er dakramen voorzien.

o        het bouwen van een prieel.

De woning blijft ingeplant tot op 8m uit de rooilijn vanuit de Bethaniëlei, tot op 10m vanuit de rooilijn vanuit de Elzendreef en op 3m van de rechter perceelsgrens. De voorgevel van de woning heeft een breedte van 7,67m op een kavelbreedte van 19,23m, gemeten op de voorgevelbouwlijn. De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 23,80m. De kroonlijsthoogte bedraagt 2,90m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een hellend dak van 30° met een nokhoogte van 4,98m. De uitbreiding achteraan wordt opgetrokken in aluminium en glas.

Op 3,15m achter de woning en op 2,87m van de rechter perceelsgrens wordt een openlucht zwembad van 69,30 m² ingeplant.

Tot op 3,67m achter het zwembad wordt een open prieel van 20m² ingeplant. Dit prieel heeft een breedte van 5m, een diepte van 4m en een hoogte van 2,50. Het prieel wordt uitgevoerd in wit gelakt metaal. De zijkanten zijn open, het dak wordt uitgevoerd in beweegbare lamellen.

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 170,01m².

De toegang tot het perceel is 1m breed. De oprit wordt aangelegd in waterdoorlatende verharding en ligt op voldoende afstand van de zij perceelsgrenzen. Achter de woning wordt een terras met zwembad van 69,30m² aangelegd.

De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 89,15m².

Er worden geen bomen gerooid.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
    Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
    Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO.
  • Ministerieel besluit van 6 april 1994
    Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
  • Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
    Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.
  • Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
    Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen.
  • Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
    Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
    De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
    Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Inspraak en advies

  • Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
    Het advies van gemeentelijke themaconsulent natuur en groen afgeleverd op 30 september 2020, luidt: gunstig.
    De aanvrager wenst een woning te verbouwen en een zwembad te bouwen. Er dient hiervoor een berk te worden geveld. Het perceel voldoet op vlak van groen voldoende aan de definitie van woonparkgebied.

 

  • Pidpa Riolering
    Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 14 september 2020, luidt: gunstig.
    Aangezien op het plan het volgende vermeld wordt: 'de bestaande rioleringen blijven ongewijzigd', worden er door Pidpa-Riolering geen voorwaarden opgelegd.

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Bethaniëlie en Elzendreef voldoende uitgeruste openbare wegen zijn. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Watertoets
    Waterparagraaf: het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

  • Functionele inpasbaarheid
    Het verbouwen van een bestaande ééngezinswoning, het aanleggen van een openlucht zwembad en een open prieel is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

  • Het mobiliteitsaspect
    De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

  • De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
    De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

  • Visueel-vormelijke elementen
    De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich (niet) in het straatbeeld.

 

  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

  • Bodemreliëf
    De aanvraag behoudt het bestaande grondniveau. De nulpas wordt voorzien op 50cm boven de straatpas.

 

  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.

Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • de vestiging van een maatschappelijke zetel van een bedrijf of de uitoefening van een vrij beroep is toegelaten indien er geen afbreuk wordt gedaan aan het residentiële karakter van de gebouwen en deze activiteiten gepaard gaan met een woonbestemming. Minimum 60% van het bouwvolume wordt ingenomen door het woongedeelte. Winkels, ambachtelijke bedrijven en nijverheid, zijn verboden;
  • het zwembadwater mag niet ongezuiverd geloosd worden in riool, grachten, oppervlaktewaters, grondwater. Onder alle omstandigheden de geldende wettelijke lozingsnormen respecteren;
  • het niet-bebouwbare gedeelte moet aangelegd worden met hoogstammig groen (het bestaande moet bewaard worden). Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen. Slechts 10% van de perceelsoppervlakte mag ingenomen worden voor het aanleggen van grasperken, speelruimten, tennisvelden en dergelijke;
  • het niet-bebouwbare gedeelte van het perceel aanleggen met hoogstammig groen, het bestaande bewaren. Het groen aanbrengen langs alle zijden van het perceel, afgezien van de nodige toegangen.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Waterstraat 317 - mevrouw Kimberley Bols en de heer Stijn Costermans - het bouwen van een vrijstaande ééngezinswoning - OMG 2020/374

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        bouwen vaneen woning met kantoor - weigering door college van burgemeester en schepenen - 10 juni 1997 - 1997/38

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        het verkavelen van een perceel in 2 loten - vergunning door de deputatie - 13 september 2018 - VK 2017/11

o        wijziging van een bestaande verkaveling - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 30 juni 2008 - 2007/21

o        nieuwe verkaveling - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 11 juni 2007 - 2006/14

  • Stedenbouwkundige attest(en)
  • woonpark - positief door  college van burgemeester en schepenen - 30 juli 2001 - 2001/10

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens
    Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door mevrouw Kimberley Bols en de heer Stijn Costermans, op 10 juli 2020 ontvangen.
    De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Waterstraat 317.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het bouwen van een vrijstaande ééngezinswoning.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 21 augustus 2020. De uiterste beslissingsdatum is 20 oktober 2020.

 

  • Planologische context
    Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
    De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).
    Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

 

  • Specifieke voorschriften

De verkaveling 2017/11 bepaalt:

Stedenbouwkundige voorschriften

1.      Voorschriften bestemming

1.1.            Bestemming hoofdgebouw(en)

1.1.A. Hoofdbestemming hoofdgebouw(en)

Enkel ééngezinswoningen: met inbegrip van zorgwonen worden toegelaten.

Bebouwing op te richten binnen de strook voor hoofdgebouwen, zoals aangeduid op

1.1.B. Nevenbestemming hoofdgebouw(en)

Enkel functies, complementair aan het wonen, zoals kantoorfunctie, vrij beroep, zijn toegelaten, mits aan alle van de volgende vereisten voldaan is:

1)      De woonfunctie blijft behouden als hoofdfunctie;

2)      De complementaire functie beslaat een geringere oppervlakte dan de woonfunctie met een totale maximale vloeroppervlakte van 100m².

Enkel nevenbestemmingen die geen abnormale hinder teweeg brengen voor de woonomgeving wordt toegelaten.

1.2.            Bestemming bijgebouw(en) – strook voor tuinen

1.3.            Bestemming niet bebouwd gedeelte
Private tuinen

Het niet bebouwd gedeelte dient aangelegd te worden met hoogstammig groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen.

Het bestaande groen moet maximaal bewaard blijven.

2.      Voorschriften gebouwen

2.1.            Voorschriften hoofdgebouw(en)

2.1.A.     Typologie

Open bebouwing zoals weergegeven op het verkavelingsplan.

2.1.B.     Inplanting
Kavel 1 en 2: voorgevelbouwlijn op 12m uit de rooilijn van Waterstraat (buurtweg nr. 5) en binnen de bouwzone op plan.

De voorgevelbreedte met een minimumbreedte van 7m en maximum van 14m zoals aangeduid op plan.

De maximale bouwdiepte bedraagt 20m, met een minimum bouwdiepte van 9m.

De minimum afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor het hoofdgebouw bedraagt 3m.

2.1.C.     Bouwvolume
Gabarit

Kroonlijsthoogte: maximaal 7m.

Nokhoogte: maximaal 11m.

Dakhelling: maximum 55° voor gebouwen met schuin dak.

Plat dak is tevens toegelaten.

Kroonlijsthoogte achterbouw: maximum 4m met plat dak.

Vloerpeil

Maximum: 0,3m boven straatniveau.

Bouwvolume: geprosecteerde vloeroppervlakte inclusief de bijgebouwen: maximaal 250m².

Alle dakoversteken moeten in de bouwzone vallen. Voor het hoofdgebouw wordt een dakoversteek van 1m aanvaard en moet deze niet bij de bebouwde oppervlakte geteld worden.

Grotere wel.

2.1.D.     Verschijningsvorm

Gevelmaterialen

Vrij te kiezen.

Gebruik van duurzame en esthetische materialen.

Gevelbaksteen of sierbepleistering in lichte kleur, eventueel te combineren met hout, metaal of natuursteen op voorwaarde dat deze te combineren materialen een maximum oppervlakte van 25% van de totale geveloppervlakte niet overschrijdt.

Geen blinde gevels toegestaan.

Voor bedekking van schuine daken, pannen, leien, zink, koper.

Zonnepanelen toegelaten.

Golfplaten, betonplaten en geprofileerde staalplaten zijn verboden.

2.2.            Voorschriften bijgebouw(en)

2.2.A.     Inplanting

2.2.B.     Bouwvolume

2.2.C.     Verschijningsvorm

2.3.            Voorschriften duurzaam bouwen en kwaliteitsaspecten

De gewestelijke en gemeentelijke verordening hemelwater moet worden nageleefd.

3.      Niet-bebouwd gedeelte

3.1.            Reliëfwijzigingen

Wijzigingen van het reliëf mogen geen invloed hebben op de waterhuishouding en op de natuurlijke loop van het hemelwater van d aanpalende eigendommen.

Hoogteverschillen worden op het terrein opgevangen en er wordt steeds aangesloten op het peil van de aanpalende eigendommen.

3.2.            Verhardingen
Alleen het gedeelte dat als toegang tot de gebouwen of als parkeerruimte wordt aangewend mag worden verhard en dit met waterdoorlatende verharding.

Volledige verhardingen van het terrein zijn slecht toegelaten als terras met een gezamelijke oppervlakte van 100m².

De parkeerplaatsen dienen geïntegreerd te worden in een groene inrichting voor de tuinen.

De minimumafstand tot de perceelsgrenzen bedraagt 3m.

Maximum 10% van de totale perceelsoppervlakte mag ingenomen worden.

3.3.            Inrichtingselementen

Na de oprichting van het hoofdgebouw dient de strook als tuin te worden aangelegd. Alle constructies verboden, met inbegrip van hellende op- en afritten. Het niet bebouwde gedeelte moet aangelegd worden met hoogstammig groen. De bestaande bomen worden zoveel mogelijk behouden. Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen.

 

  • Bestaande toestand

Het betreft een onbebouwd perceel van 1.904m² groot.

Het perceel is niet gelegen in de dorpskern maar in een residentiële woonwijk.

Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een onbebouwd perceel.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoning.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwing.

Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het perceel is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.

Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

 

  • Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over het bouwen van een vrijstaande ééngezinswoning op een perceel van 1.904m².

De nieuwe woning wordt ingeplant tot op 12m uit de rooilijn, op 3m van de rechter perceelsgrens en op 4,15m van de linker perceelsgrens. De voorgevel van de woning heeft een breedte van 12,85m op een kavelbreedte van 20m, gemeten op de voorgevelbouwlijn. De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 20m. De kroonlijsthoogte bedraagt 5,76m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een hellend dak van 45° met een nokhoogte van 11m. De gevels worden opgetrokken in licht rode gevelsteen. Het dak wordt afgewerkt met zwarte pannen.

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 239,09m².

De toegang tot het perceel is 5m breed en ligt op minimum 3m van de linker perceelsgrens. Achter de woning wordt een terras van 25,66m² aangelegd.

De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 116,98m².

Er worden bomen gerooid.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
    Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
    Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO.
  • Ministerieel besluit van 6 april 1994
    Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
  • Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
    Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.
  • Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
    Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen.
  • Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
    Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
    De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
    Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Inspraak en advies

  • Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
    Het advies van gemeentelijke themaconsulent natuur en groen afgeleverd op 1 oktober 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    De aanvrager wenst te bouwen op een bebost perceel. De inplanting is conform de verkavelingsvergunning. In de 42m diepe  bouwzone gemeten vanaf de straatzijde is slechts een beperkte heraanplanting mogelijk om te voldoen aan de definitie van woonparkgebied. De resterende perceelsoppervlakte blijft bebost.
    Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        voldoen aan de definitie van 'woonparkgebied' met name: het niet-bebouwbare gedeelte dient aangelegd te worden met hoogstammig groen (het bestaande moet bewaard worden). Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen. Slechts 10% van de perceelsoppervlakte mag ingenomen worden voor het aanleggen van grasperken, speelruimten, tennisvelden en dergelijke. De aanvrager voorziet op het inplantingsplan geen heraanplanting. Dit is echter noodzakelijk om te voldoen aan de woonparkdefinitie. In die zin is het noodzakelijk om een beperkte  heraanplanting uit te voeren met minstens 2 inlandse hoogstammige loofbomen van eerste grootte plantmaat 10/12 en 3 inlandse hoogstammige loofbomen van tweede grootte plantmaat 8/10;

o        de resterende bestaande bomen, bos te behouden;

o        de heraanplanting met bomen van eerste grootte dient bij voorkeur met een onderlinge plantafstand van minstens 8m. De heraanplanting mag niet gebeuren onder de kruinen van bestaande bomen. Voor de bomen van tweede grootte bij voorkeur een onderlinge plantafstand van 5m hanteren;

o        de heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren;

o        de aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer in: een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven;

o        bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, namelijk het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden;

o        indien bronbemaling nodig is dient voldaan te worden aan de zorgplicht (bijvoorbeeld retourbevloeiing) aan de bestaande bomen in de omgeving;

o        geen grondophogingen, zelfs tijdelijk, aan te brengen onder de bestaande bomen;

o        de vorm van paden, oprit en terrassen aanpassen aan de inplanting van bestaande bomen zodat die behouden kunnen blijven;

o        om schade aan bestaande bomen te voorkomen tijdens de bouw - en of wegenwerken dienen vanaf de start van de uitvoeringswerken boombeschermende maatregelen uitgevoerd te zijn zoals onder meer het plaatsen van een hekwerk, het leggen van rijplaten enzovoort om de bestaande bomen te beschermen;

o        een bankwaarborg te voorzien van 2.000 euro ter garantie voor het behoud in een goede gezondheid van alle te behouden bomen, behoud van de bos-parkstructuur, het toepassen van boombeschermingsmaatregelen en uitvoering heraanplantingswerken zoals eerder omschreven.

 

  • Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid
    Het advies van Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid afgeleverd op 12 oktober 2020 onder referentie WAMA-2020-0186, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Verenigbaarheid met het watersysteem
    De aanvraag omvat de bouw van een woning.
    Mogelijke schadelijke effecten zouden kunnen ontstaan door:
    • Wijziging van infiltratie naar het grondwater
      De aanvraag voorziet enkele maatregelen die het negatieve effect voldoende herstellen/compenseren, mits ze uiteraard correct uitgevoerd worden. Zo wordt er hemelwaterput en een infiltratievoorziening voorzien.

o        Voorwaarden en maatregelen

  • Algemene wettelijke voorwaarden
    • Bouwafstanden – erfdienstbaarheden: 5m-zone:

Voor noodzakelijke onderhouds- en ruimingswerken en voor het spreiden van de ruimingsproducten dient langs beide kanten van de waterloop een zone met een breedte van 5m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop vrij te worden gehouden van voorwerpen, constructies, aanplantingen en gebouwen die de doorgang zouden belemmeren van de machines die bij de werken worden gebruikt. Wanneer uitvoering van deze bepaling aanleiding kan geven tot ernstige ecologische schade, zal de Provincie hier in de praktijk afwijkingen op dulden
Afsluitingen/hagen langs de waterloop moeten op een afstand van 0,75m tot 1m vanaf de kruin van de waterloop geplaatst worden. Ze mogen niet hoger zijn dan 1,50m boven de begane grond. Afsluitingen hoger dan 1,50m moeten op minstens 5m van de kruin van de waterloop geplaatst worden. Afsluitingen haaks op de waterloop moeten binnen de 5m-zone eenvoudig verwijderbaar zijn en terugplaatsbaar zijn. Struikgewas dient tot op een hoogte van maximaal 1,50m worden teruggesnoeid.
Verhardingen (opritten, terrassen,….), leidingen en ondergrondse constructies voorzien tot op een afstand van minder dan 5m vanaf de kruin van de waterloop moeten bestand zijn tegen het overrijden van machines tot 40ton.
Verhardingen zijn niet toegestaan binnen de 1m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop.
Beplantingen: de aanplanting van loofbomen langs de onbevaarbare waterlopen dient als volgt te gebeuren:

1.      Ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 5m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop en met een vrij te bepalen afstand tussen de bomen zodat stroken als zone van openbaar nut met een breedte van 5m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop volledig vrij worden gehouden;

2.      2)Ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 0,75 landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop met een afstand tussen de bomen van minimum 10m zodat de bereikbaarheid van de waterloop met de machine blijft verzekerd, en een tweede rij bomen zoals vermeld onder punt 1.

Volgens de wet op het natuurbehoud is het verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te laten groeien op minder dan 6m van de oevers van de waterlopen.
De bereikbaarheid van de waterloop voor uitvoering van de noodzakelijke onderhouds- ruimings- en herstellingswerken dient echter steeds gevrijwaard te worden.

  • Afstanden – waterkwaliteit: 1m-zone
    Binnen een afstand van minimaal 1m vanaf de kruin van de waterloop mag de oever niet bewerkt worden, noch besproeid met biociden.
    Mestdecreet: Het Mestdecreet verbiedt elke bemesting binnen een strook van 10m (GEN of GENO) of 5m (overige gevallen) gemeten vanaf de kruin van de waterloop.
    Reliëfwijziging: Ophogingen zijn niet aanvaardbaar binnen de 5m-zone.
  • Eigendom
    De bedding van een waterloop van tweede categorie behoort toe aan de provincie.
    • Waterkwantiteit: vasthouden > bergen > afvoeren
      Niet functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Het dakwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (als toiletspoeling, waswater, beregening, …) Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat – gebufferd. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag worden afgevoerd. Er moet minstens voldaan zijn aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater.
    • Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren
      Er dient rekening gehouden met de voorschriften die geformuleerd staan in de krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen (VMM) (Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelinginstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties, aanvullingen met betrekking tot de herwaardering van grachtenstelsels, hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen en andere aanvullingen en updates).
      Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in de regenwaterafvoerleiding en regenwater in de droogweerafvoerleiding. Het is uiteraard verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op een droogweerafvoerleiding. De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 en deel 6 van Vlarem II.
    • Specifieke voorwaarden (artikel 8 §1 DIW van 18 juli 2003 en artikel 7 § 1 4° UB van 20 juli 2006).
      Teneinde het schadelijk effect te voorkomen/beperken/herstellen/compenseren worden de volgende specifieke voorwaarden opgelegd:
    • Voor de wijziging van infiltratie naar het grondwater.
      Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minstens voldoet aan de gewestelijke, provinciale, gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterverordening inzake hemelwaterputten en andere. Verder moet voldaan worden aan artikel 6.2.2.2.1.2. §4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6° a) opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater, en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer.
      De dakoppervlakte watert af naar een hemelwaterput van 5.000 liter, die overloopt naar ondergrondse infiltratiekratten.
      Dit hemelwater zal herbruikt worden volgens de ingevulde aanstiplijst als spoelwater voor de toiletten en gevelkraan.
      Er wordt een infiltratievoorziening geplaatst in de vorm van infiltratiekratten. Om infiltrerend te werken is het belangrijk dat een infiltratievoorziening volledig boven de hoogste grondwaterstand (=gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand) wordt geplaatst. Volgens de bodemkaart ligt deze grondewaterstrand op 40cm diepte. Een ondergronds systeem lijkt dus volgens de kaartgegevens te diep, ondiepere systemin zouden beter geschikt zijn. Mogelijk is een open infiltratiesysteem, type Wadi, diepte 30cm een optie.
      De werkelijke diepte van de grondwaterstand kan echt (licht) afwijken van deze kaartgegevens. Daarom wordt geadviseerd om de grondwaterstand in het voorjaar (maart) na te gaan en te kiezen voor een infiltratievoorziening die hier volledig boven geplaatst kan worden.
      Indien er een noodoverlaat voorzien wordt op het infiltratiesysteem, dient deze aangesloten op de waterloop in plaats van op de DWA, zoals momenteel volgens de plannen voorzien.

o        machtigingsadvies werken aan de waterloop

  • Wettelijke basis voor het machtigingsadvies
    Op grond van artikel 12 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterloop van tweede categorie buiten polder- of wateringgebied.
    Een gunstig advies van de deputatie in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van grond, geldt als machtiging als de eventuele voorwaarden waarvan het gunstige advies afhankelijk wordt gemaakt, in de vergunning in kwestie worden opgelegd.
  • Voorwaarden voor het uitvoeren van werken aan de waterloop
    Gelet op artikel 16 wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, hierna genoemd ‘de Wet’, maken de onbevaarbare waterlopen deel uit van het openbaar domein van de overheid die de waterloop wordt geacht toe te behoren aan de waterbeheerder.
    Gelet op artikel 9,§1 van de Wet dienen de constructies op de onbevaarbare waterlopen te worden onderhouden en hersteld door diegenen aan wie ze toebehoren en kan bij nalatigheid de waterloopbeheerder de nodige werken ambtshalve uitvoeren en de kosten hiervan verhalen.
    Gelet op artikel 9,§2 van de Wet zijn de eigenaars of gebruikers van constructies op de onbevaarbare waterlopen verplicht deze constructies te laten functioneren volgens de instructies die ze daarvoor krijgen van de bevoegde waterbeheerder. Die instructies kunnen altijd en zelfs door mondeling bevel gewijzigd worden als het algemeen belang dat vereist. De eigenaars of gebruikers van constructies zorgen ervoor dat de werking van de constructies geen schadelijke effecten veroorzaakt voor de aangelanden stroomopwaarts en stroomafwaarts.
    Gelet op artikel 12 van de Wet doet de integratie van de machtiging geen afbreuk aan het precaire karakter van het recht van gebruik op het domein van de waterbeheerder. De machtiging kan bijgevolg te allen tijde op gemotiveerde wijze worden aangepast of ingetrokken door de bevoegde overheid in het belang van het watersysteem en dit zonder dat de vergunninghouder hiervoor recht heeft op schadevergoeding.
  • Om de verenigbaarheid met het watersysteem te verzekeren worden volgende bijzondere voorwaarden opgelegd:

o        Aansluiting overloop infiltratievoorziening: de overloop van de infiltratievoorziening kan aangesloten worden op de waterloop.
Plaats: Nabij atlaspunt I.2, langs kadasterperceel 1ste afdeling, sectie a nr. 181y (ter hoogte van huisnummer 317).
Omwille van de visuele controle dient de aansluiting voorzien te worden in de open waterloop.
Wijze: met ronde buizen met een maximale binnendiameter van 0,165m in de open waterloop. De buizen zijn bestand tegen het overrijden van machines voor de werken aan de waterloop.
Het doorstromingsprofiel van de open waterloop mag niet worden verminderd.
De afwerking van de aansluiting (lozingspunt) dienst zodanig te gebeuren dat uitspoeling en afzakking van de bodem en het talud evenals beschadigingen aan de waterloop worden voorkomen. Hiertoe kan het talud extra ingezaaid worden met een grasmengsel, kunnen graszoden aangewend worden of kan een beperkte kasseibeschoeiing (+/- 1m) aangebracht worden. Eventuele schade ontstaan ten gevolge van de aansluiting dient door de gebruiker te worden hersteld.
Binnen de bedding van de waterloop en binnen de erfdienstbaarheidsstrook van 5m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop dienen de nodige schikkingen en voorzieningen getroffen te worden om beschadiging van de leiding te voorkomen tijdens de uitvoering van de onderhoudswerken aan de waterloop, eventuele schade kan niet op de waterloopbeheerder verhaald worden.
Het is verboden via de oppervlaktewaterleiding vuile of huisafvalwaters te lozen
Er dient rekening gehouden te worden met de toestand en het afvoervermogen van de waterloop. De lozingsdebieten en lozingsfrequenties dienen zodanig beperkt te worden dat zij geen wateroverlast, geen schade en geen kwaliteitsverlies veroorzaken. Er dient minstens voldaan aan de gewestelijke verordening hemelwater.
De infiltratievoorziening zelf dient buiden de 5m-zone aangebracht.
De infiltratievoorziening dient boven de gemiddeld hoogste voorjaarsgrondwaterstand aangebracht. Het is aangewezen om de eigen afwatering te beveiligen met een terugslagklep om te’ voorkomen dat er water vanuit de waterloop in de infiltratievoorziening stroomt.

o        Kruising – nutsleiding
Het is uit de aanvraag niet af te leiden of de aansluitingen voor de nutsleidingen reeds aanwezig zijn. Hieronder volgt dan ook een oplijsting van de verschillende mogelijkheden en de bijhorende voorwaarden, voor het kruisen van de waterloop.
Het aanleggen van een leiding door de waterloop is te allen tijde verboden.
Kruising onder de open waterloop:

  • Bij kruising onder de open waterloop zal de bovenkant van de leidingen minstens 1m onder de geruimde waterloopbodem worden aangelegd over een kruisende breedte gelijk aan de bestaande kruinbreedte vermeerderd met 0,5m aan beide zijden.
  • De doorgegraven bodem en taluds van de waterloop dienen zorgvuldig heraangevuld en hersteld te worden naar de oorspronkelijke toestand en zodanig passend versterkt te worden met steenbestorting (bodem) en blokzoden of beschoeiing (taluds) zodat elke uitspoeling of taludafzakking wordt voorkomen.
  • De leidingen zullen onder de waterloopbedding met passende bescherming worden afgedekt.
  • De aanwezigheid van de kruisende leidingen dient op één van de oevers met een passende aanduiding blijvend en zichtbaar gesignaleerd te worden.

Kruising onder de overwelving: bij kruising onder de gedeeltelijke overwelving zal de bovenkant van de leiding minstens 1m onder het vloerpeil van de gedeeltelijke overwelving worden aangelegd zonder beschadiging en verzakking van het kunstwerk.

Kruising boven de welving: bij kruising boven de gedeeltelijke overwelving mag het doorstromingsprofiel van de overwelving niet worden doorkruist of verminderd en mag het kunstwerk niet worden beschadigd.

Kruising boven de waterloop en met bevestiging tegen de frontmuur van de gedeeltelijke overwelving: bij kruising boven de open waterloop en met een bevestiging tegen de frontmuur van de gedeeltelijke overwelving dienen de leidingen of de mantelbuis boven de doorstromingsprofiel van de gedeeltelijke overwelving aangebracht te worden zodat de doorstroomopening niet wordt doorkruist of verminderd en mag het kunstwerk niet worden beschadigd.

o        Verplaatsen uitgevoerde overwelving – oprit
De gedeeltelijke overwelving zal worden uitgevoerd volgens aanduiding op het inplantingsplan horende bij de aanvraag.
Plaats: stroomafwaarts atlaspunt 1.2., meer speciaal voor het kadasterperceel 181L (Waterstraat nr. 317). De oprit en bijhorende overwelving dient opgeschoven (ten opzichte van de reeds gemachtigde overwelving), zodat ook aan de voorwaarde van de verkavelingsvergunning voldaan wordt. Het gedeelte van de waterloop (+/- 2m) aan de stroomafwaartse zijde dient in originele, open bedding hersteld. De taluds dienen hierbij opnieuw onder helling opgetrokken en ingezaaid, mogelijk is een herstelling met blokzoden noodzakelijk.
Lengte: over een maximale lengte van 6m.
Doorstromingsprofiel: met ronde buizen met een binnen diameter van minimum 0,6m.
Plaatsing: de bodem (diepte bij aanleg) van de buizen dient afgestemd op de stroomop- en stroomafwaartse bestaande overwelvingen. De as van de gedeeltelijke overwelving dient met de as van de geruimde waterloop overeen te stemmen en de gedeeltelijke overwelving zal met één ononderbroken helling worden uitgevoerd.
De afwerking van beide vrije uiteinden zal gebeuren met een frontmuur in beton en/of metselwerk van baksteen of betonblokken. De frontmuur dient te worden gebouwd over de volledige breedte van de waterloop met voldoende wanddikte en fundering en inwerking in de bermen tegen onder- en achterloopsheid om uitspoeling en beschadiging te voorkomen.
In de gedeeltelijke overwelving mogen geen leidingen aansluiten zonder machtiging van het college.
Het overwelfde gedeelte blijft onderworpen aan de wetgeving op de onbevaarbare waterlopen. De toegang tot de gedeeltelijke overwelving zal steeds zonder hindernis mogelijk blijven. Het is dan ook verboden om het overwelfde gedeelte constant te gebruiken hetzij als stapelplaats, hetzij te overbouwen, hetzij op enige andere wijze de toegang te beletten.
De gedeeltelijke overwelving moet door de vergunninghouder steeds in goede staat van onderhoud worden gehouden. Indien de vergunninghouder hierbij in gebreke blijft zal de beheerder van de waterloop die werken ambtshalve doen uitvoeren op kosten van de vergunninghouder’. De kostprijsverhoging voor ruiming van het overwelfde vak kan door de beheerder van de waterloop van de vergunninghouder teruggevorderd worden.
De aanvrager dient regelmatig de overwelving te ruimen en dit zowel wat betreft de oppervlakkige ruimingswerken (wegnemen van allerlei hindernissen die verstoppingen uit de overwelving).
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        het verplichte hergebruik van hemelwater door middel van een pomp en apart leidingcircuit moet opgenomen worden in de vergunning en wordt bij voorkeur na de werken gecontroleerd door de gemeente;

o        de infiltratievoorziening moet volledig boven de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand geplaatst worden;

o        indien er een noodoverloop op de infiltratievoorziening wordt voorzien, dient deze aangesloten op de waterloop in plaats van de DWA-riolering;

o        de vergunning doet geen afbreuk aan eventuele eigendomsrechten en ontslaat de houder ervan niet zich te voorzien van de overeenkomstig andere wetgeving vereiste machtigingen;

o        de provinciale dienst Integraal Waterbeleid, Koningin Elsabethlei 22 in 2018 Antwerpen, moet uiterlijk 5 dagen voor de start van de werken en 10 dage, na voltooiing van de werken per brief of per mail hiervan in kennis worden gesteld;

o        aan de personeelsleden van de dienst Integraal Waterbeleid moet steeds toegang worden verleend voor toezicht;

o        het aanleggen van een leiding door de waterloop is te allen tijde verboden;

o        de oprit en bijhorende overwelving dient opgeschoven (ten opzichte van de reeds gemachtigde overwelving), zodat ook aan de voorwaarde van de verkavelingsvergunning voldaan wordt;

o        het gedeelte van de waterloop (+/- 2m) aan de stroomafwaartse zijde dient in originele, open bedding hersteld. De taluds dienen hierbij opnieuw onder helling opgetrokken en ingezaaid, mogelijk is een herstelling met blokzoden noodzakelijk.

 

  • Pidpa Riolering
    Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 8 september 2020 onder referentie L-21-240/192666, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Betreffende de aan te leggen rioleringsinfrastructuur:

o        beschrijvend gedeelte:

  • van toepassing zijnde regelgeving:

o        de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;

o        het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem);

o        de “Basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer” pidpa-riolering (zie website Pidpa);

o        het Algemeen waterverkoopreglement (zie website Pidpa);

o        het Bijzonder Waterverkoopreglement (zie website Pidpa);

o        de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;

o        deze lijst is niet limitatief.

  • Ligging volgens het zoneringsplan:

o        De ontwikkeling is gelegen in het collectief te optimaliseren buitengebied met recente aansluiting op een zuiveringsstation (groen gearceerd).
Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        Specifieke voorwaarden:

  • De DWA-afvoer en de RWA-afvoer dient aangesloten te worden op de bestaande riolering (DWA) langsheen de Waterstraat. De RWA-afvoer dient te worden aangesloten op de waterloop de Waterstraatse Loop die zich bevindt voor het perceel aan de straatkant. Hiervoor dient toestemming te worden verleend door de beheerder van deze waterloop.
  • De regenwaterput met een inhoud van 5.000 liter voldoet aan de bijgevoegde aanstiplijst hemelwater voor de nieuwbouw of herbouw van een of meer ééngezinswoningen
  • De regenwaterput dient voorzien van effectief herbruik van regenwater, dit is voorzien door de aansluiting van de toiletten, het sproeien van de tuin en het poetswater.
  • Opgelet! In de berekening voor de inhoud van de infiltratievoorziening werd enkel de dakoppervlakte ingebracht van 239,09m². Dit kan slechts indien de oprit en het terras worden uitgevoerd in waterdoorlatende verharding of afwatert en infiltreren op eigen terrein.
  • Er werd een afvoerputje voorzien achteraan het terras, waardoor de oppervlakte van het terras moet worden meegeteld bij als oppervlakte D bij punt 15 in de aanstiplijst hemelwater. Tenzij het terras zal afwateren en richting tuin en dit afvoerputje wordt geschrapt in de plannen.
  • Indien enkel de dakoppervlakte (239,09m²) wordt gebruikt bij berekening van de infiltratieput. Gelieve bovenstaande opmerkingen uit te klaren en dan de berekening definitief opnieuw te doen.
  • Een voldoende gedimensioneerde (volgens ‘Waterwegwijzer bouwen en verbouwen’) en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van de toiletten is verplicht. De plannen voorzien een septische put van 3.000 liter enkel op zwart water. Opgelet! De verluchting ernaar moet zo uitgevoerd zijn dat die niet kan dienstdoen als regenwaterafvoer van het dak.
  • Eén DWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke (toekomstige) overgang van privéwaterafvoer naar het (toekomstig) openbaar saneringsnetwerk is verplicht.
  • De bestaande wachtaansluiting dient gebruikt te worden. Tijdens de werkzaamheden dient deze aansluiting op een degelijke wijze afgesloten te worden, zodat er geen onnodig vuil, zand, afval … in de riolering kan terechtkomen. Nieuwe huisaansluitingen (op een andere locatie of met een grotere diameter) zijn ten laste van de ontwikkelaar. Deze dienen aangevraagd te worden bij Pidpa-Riolering.
  • Eén RWA-huisaansluitputje is niet verplicht aangezien de overloop van de infiltratievoorziening zal worden aangesloten op de Waterstraatse Loop.
  • De huisaansluitputjes, de plaatsing ervan en de aansluiting op de riolering zijn ten laste van de ontwikkelaar. Deze werken worden uitgevoerd door Pidpa.
  • Offerte voor de beperkte uitbreiding van het openbaar rioleringsnetwerk ten behoeve van het aansluiten van de ontwikkeling

o        Pidpa bepaalt welke rioleringsinfrastructuur voorzien moet worden door de ontwikkelaar en maakt hiervoor offerte over aan de ontwikkelaar.

o        Deze offerte moet worden aangevraagd bij Pidpa Riolering.

o        De werken worden uitgevoerd door Pidpa aangestelde aannemer. Dit kan slechts na betaling van de in de offerte vermelde geraamde kostprij.

  • Realisatie van de beperkte uitbreiding van het openbaar rioleringsnetwerk ten behoeve van het aansluiten van de ontwikkeling

o        Pidpa zal, vanaf het ogenblik dat ze kennis heeft van het feit dat er vuilvracht ontstaat en nadat door de ontwikkelaar de ontwikkeling is uitgezet, overgaan tot de aanleg van de vereiste infrastructuur.

o        Indien tussen het tijdstip van het afleveren van de vergunning en het tijdstip waarop er op één van de kavels vuilvracht ontstaat, reeds riolering zou aangelegd worden ter hoogte van de betrokken ontwikkeling, dan blijven alle door de ontwikkelaar aan Pidpa betaalde bedragen verworven voor Pidpa.

o        Algemene voorwaarden:

  • Voor elke aansluiting op de riolering dient een aanvraag gericht te worden aan Pidpa-Riolering.
  • De riolering op privéterrein dient verplicht gekeurd te worden op de afkoppeling van het hemelwater.

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Waterstraat een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Watertoets
    Waterparagraaf: het voorliggende (bouw)project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied. De ondergrondse constructie heeft beperkte dimensies en geeft geen aanleiding tot een verminderde infiltratie in de bodem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Voor het betrokken project werd de watertoets uitgevoerd volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 5 juli 2013. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke/provinciale/gemeentelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in de plaatsing van een hemelwaterput van 5.000 liter met een overloop op een infiltratievoorziening met een buffervolume van 4.600 liter en een infiltratieoppervlakte van 9,60m² zodat aan de verordening voldaan wordt. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

  • Functionele inpasbaarheid
    Het bouwen van een vrijstaande ééngezinswoning is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

  • Het mobiliteitsaspect
    De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

  • De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
    De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

  • Visueel-vormelijke elementen
    De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

  • Bodemreliëf
    De aanvraag wijzigt het bestaande grondniveau. De nulpas wordt voorzien op 20cm boven de straatpas.

 

  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.

Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • het advies van de gemeentelijke themaconsulent natuur en groen naleven;
  • het advies van Pidpa-Riolering naleven;
  • het advies van Departement Leefmilieu Dienst Waterbeleid naleven;
  • het gebouw dient enkel als eengezinswoning te worden aangewend;
  • het hemelwater dient te worden opgevangen in (een) regenwaterput(ten) met een totale inhoud van minimum 5.000 liter. Het regenwater moet hergebruikt worden met minimum 1 aftappunt. De overloop van de put moet worden aangesloten aan een infiltratievoorziening met een buffervolume van minimum 4.477,25 liter en een infiltratieoppervlakte van 7,16m² zodat aan de verordening voldaan wordt.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Picardiëlaan 109 - de heer David Schretlen en mevrouw Nathalie Verrycken - het bouwen van een losstaande ééngezinswoning en met een bijgebouw - OMG 2020/398

 

 

Voorgeschiedenis

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        nieuwe verkaveling - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 20 oktober 1992 - 1992/3

  • Stedenbouwkundige attest(en)
  • stedenbouwkundig attest bouwen van een woning - positief door college van burgemeester en schepenen - 24 augustus 2020 - SA 2020/5

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens
    Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door de heer David Schretlen en mevrouw Nathalie Verrycken, op 27 juli 2020 ontvangen.
    De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Picardiëlaan 109.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het bouwen van een losstaande ééngezinswoning en met een bijgebouw.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 21 augustus 2020. De uiterste beslissingsdatum is 20 oktober 2020.

 

  • Planologische context
    Het goed ligt in woongebied volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
    De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

 

  • Bestaande toestand

Het betreft een onbebouwd perceel van 749m² groot.

Het perceel is gelegen aan de rand van de dorpskern.

Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als een onbebouwd perceel.

Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een onbebouwd perceel.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open en halfopen bebouwing.

Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het perceel is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.

Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

 

  • Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over het bouwen van een losstaande ééngezinswoning en met een bijgebouw op een perceel van 749m².

De nieuwe woning wordt ingeplant tot op 8m uit de rooilijn, op 3m van de rechter perceelsgrens en op 3m van de linker perceelsgrens.

De voorgevel van de woning heeft een breedte van 11m op een kavelbreedte van 17m, gemeten op de voorgevelbouwlijn.

De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 17m.

De hoogte bedraagt 6,25m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een plat dak.

De gevels worden opgetrokken in lichte gevelsteen, hout en zwart aluminium paneel.

Het dak is plat.

Op 12,80m achter de woning en op de linker- en achter perceelsgrens wordt een bijgebouw ingeplant.

Het bijgebouw is 6,43m diep, 6,30m breed en 3m hoog.

De gevels worden bekleed in lichte gevelsteen, afgewerkt met een plat dak.

Een akkoord van de linker- en achterbuur is bijgevoegd.

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 197,26m².

De toegang tot het perceel is 5m breed.

Achter de woning wordt een terras van 29,16m² aangelegd. De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 87,16m².

Er worden geen bomen gerooid.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
    Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
    Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO.
  • Ministerieel besluit van 6 april 1994
    Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
  • Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
    Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.
  • Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
    Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen.
  • Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
    Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
    De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
    Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Inspraak en advies

  • Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
    Het advies van gemeentelijke themaconsulent natuur en groen afgeleverd op 18 september 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Het betreft een open onbebouwd perceel. Het achterliggend buurperceel is bebost. Om aansluiting te maken met het achterliggende bos is een beperkte heraanplanting met bomen mogelijk.
    Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        versterken van het groene gemeentelijke karakter door een beperkte heraanplanting uit te voeren met minstens 1 inlandse hoogstammige loofbomen van eerste grootte plantmaat 10/12 en 3 inlandse hoogstammige loofbomen van tweede grootte plantmaat 8/10;

o        de heraanplanting met bomen van eerste grootte dient bij voorkeur met een onderlinge plantafstand van minstens 8m. De heraanplanting mag niet gebeuren onder de kruinen van bestaande bomen. Voor de bomen van tweede grootte bij voorkeur een onderlinge plantafstand van 5m hanteren;

o        de heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren;

o        de aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer in: een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven;

o        bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, namelijk het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden;

o        indien bronbemaling nodig is dient voldaan te worden aan de zorgplicht (bijvoorbeeld retourbevloeiing) aan de bestaande bomen in de omgeving;

o        een bankwaarborg te voorzien van 1.500 euro ter garantie voor het behoud in een goede gezondheid van alle te behouden bomen, behoud van de bos-parkstructuur, het toepassen van boombeschermingsmaatregelen en uitvoering heraanplantingswerken zoals eerder omschreven.

 

  • Pidpa Riolering
    Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 8 september 2020 onder referentie L-21-204/192667, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Betreffende de aan te leggen rioleringsinfrastructuur:

o        beschrijvend gedeelte:

  • van toepassing zijnde regelgeving:
  • de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;
  • het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem);
  • de “Basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer” pidpa-riolering (zie website Pidpa);
  • het Algemeen waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
  • het Bijzonder Waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
  • de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;
  • deze lijst is niet limitatief.
  • Ligging volgens het zoneringsplan:
  • De ontwikkeling is gelegen in het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd).
    Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        Specifieke voorwaarden:

o        De DWA-afvoer en de RWA-afvoer zullen dienen aangesloten te worden op de bestaande gemengde riolering langsheen de Picardiëlaan.

o        De regenwaterput met een inhoud van 5.000 liter (effectief 1.000 liter) voldoet aan de bijgevoegde aanstiplijst hemelwater voor de nieuwbouw of herbouw van een of meer ééngezinswoningen.

o        De overloop van de regenwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening met minimum 3.600 liter (effectief 3,700 liter) infiltratievolume en minimum 5,76m² (effectief 9m²) infiltratie oppervlakte. De overloop hiervan mag worden aangesloten op het openbaar domein ter hoogte van de rooilijn.
Men moet er wel aandacht aan besteden dat de infiltratievoorziening geplaatst wordt boven het grondwaterniveau.

o        Een voldoende gedimensioneerde (volgens ‘Waterwegwijzer bouwen en verbouwen’) en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van de toiletten is verplicht. Deze werd niet voorzien en dient aangepast te worden.

o        Eén DWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke (toekomstige) overgang van privéwaterafvoer naar het (toekomstig) openbaar saneringsnetwerk is verplicht.

o        Eén RWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke toekomstige overgang van privéwaterafvoer naar het openbaar saneringsnetwerk, tenzij wordt aangesloten op een gracht of een ander open hemelwaterlichaam is verplicht.

o        De huisaansluitputjes, de plaatsing ervan en de aansluiting op de riolering zijn ten laste van de ontwikkelaar. De putjes dienen maximaal 1m uit elkaar geplaatst te worden en minimaal 0,5m.

o        Standaard huisaansluiting: een huisaansluiting met een diameter van 1600mm waarbij de bovenkant van de buis 50cm onder het maaiveld ligt ter hoogte van de rooilijn. Deze mogen in geen geval lager geplaatst worden gezien de geringe aansluitdiepte.

o        De aansluiting dient aangevraagd te worden bij Pidpa-Riolering.

o        Algemene voorwaarden:

  • Voor elke aansluiting op de riolering dient een aanvraag gericht te worden aan Pidpa-Riolering.
  • De riolering op privéterrein dient verplicht gekeurd te worden op de afkoppeling van het hemelwater.

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Picardiënlaan een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Watertoets
    Waterparagraaf: het voorliggende (bouw)project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied. De ondergrondse constructie heeft beperkte dimensies en geeft geen aanleiding tot een verminderde infiltratie in de bodem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Voor het betrokken project werd de watertoets uitgevoerd volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 5 juli 2013. Daaruit volgt dat een positieve uitspraak mogelijk is indien de gewestelijke/provinciale/gemeentelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater wordt nageleefd. Het ontwerp voorziet in de plaatsing van een hemelwaterput van 5.000 liter met een overloop op een infiltratievoorziening met een buffervolume van 3.700 liter en een infiltratieoppervlakte van 9m² zodat aan de verordening voldaan wordt. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

  • Functionele inpasbaarheid
    Het bouwen van een losstaande ééngezinswoning en met een bijgebouw is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

  • Het mobiliteitsaspect
    De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

  • De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
    De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

  • Visueel-vormelijke elementen
    De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

  • Bodemreliëf
    De aanvraag wijzigt het bestaande grondniveau. De nulpas wordt voorzien op 21cm boven de straatpas.

 

  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.

Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

o        het gebouw dient enkel als eengezinswoning te worden aangewend;

  • het hemelwater dient te worden opgevangen in (een) regenwaterput(ten) met een totale inhoud van minimum 5.000 liter. Het regenwater moet hergebruikt worden met minimum 1 aftappunt. De overloop van de put moet worden aangesloten aan een infiltratievoorziening met een buffervolume van minimum 3.600 liter en een infiltratieoppervlakte van 5,76m² zodat aan de verordening voldaan wordt;
  • de woning dient te worden uitgerust met voldoende correct geïnstalleerde rookmelders, volgens de normen van het decreet houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders van 8 mei 2009;
  • het advies van de gemeentelijke themaconsulent natuur en groen naleven;
  • het advies van Pidpa-Riolering naleven.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Groenelaan 56 - mevrouw Caroline Haagdorens - het wijzigen van de vergunde uitbreiding van een bestaande ééngezinswoning - OMG 2020/455

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        premiewoning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 3 november 1953 - 1953/92

o        garage - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 30 oktober 1959 - 1959/183

  • Omgevingsvergunning(en) - stedenbouwkundige handelingen en/of exploitaties

o        het regulariseren van een reeds gevelde tamme kastanje - voorwaardelijk vergund door college van burgemeester en schepenen - 28 september 2020 - VB 2020/439

o        het vellen van 1 berk - voorwaardelijk vergund door college van burgemeester en schepenen - 20 april 2020 - VB 2020/127

o        het uitbreiden van een bestaande woning - voorwaardelijk vergund door college van burgemeester en schepenen - 11 februari 2019 - OMG 2018/578

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens
    Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door mevrouw Caroline Haagdorens, op 27 augustus 2020 ontvangen.
    De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Groenelaan 56.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het wijzigen van de vergunde uitbreiding van een bestaande ééngezinswoning.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 3 september 2020. De uiterste beslissingsdatum is 2 november 2020.

 

  • Planologische context
    Het goed ligt in woongebied volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
    De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

 

  • Bestaande toestand

Op het perceel is een woning aanwezig sinds 1955 volgens de gegevens van het kadaster. Op het perceel is er nog een bijgebouw aanwezig.

De totale bebouwde oppervlakte bedraagt +/- 175m² op een perceel van circa 1.050m².

Het perceel is gelegen in de dorpskern.

Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwing.

Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het perceel is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.

Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

 

  • Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over het wijzigen van de vergunde uitbreiding van een bestaande ééngezinswoning op een perceel van 1.050m².

Volgende werken worden aangevraagd:

o        het verwijderen van 2 lage tuinmuurtjes voor de voorgevel;

o        de bestaande rieten dakkapel in de achtergevel werd niet verwijderd en de ontworpen nieuwe dakkapel over de 2 bouwlagen werd niet uitgevoerd;

o        de zolderverdieping werd niet als slaapkamer en badkamer ingericht;

o        er werd geen nieuwe zoldertrap voorzien en de badkamer werd niet verkleind;

o        er werden geen dakvlakramen in de zolderverdieping uitgevoerd;

o        het raam in de voorste dakkapel werd kleiner uitgevoerd;

o        de gevels van de uitbreiding achteraan op de gelijkvloers werd uitgevoerd in gevelsteen i.p.v. zwarte aluminium lattenbekleding.

De woning blijft ingeplant tot op 10m uit de rooilijn, op 2,46m van de rechter perceelsgrens en op 3m van de linker perceelsgrens. De voorgevel van de woning heeft een breedte van 9,54m op een kavelbreedte van 15m, gemeten op de voorgevelbouwlijn. De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 17m. De kroonlijsthoogte bedraagt 5,28m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een hellend dak van 52° met een nokhoogte van 9,41m. De gevels worden opgetrokken in gevelsteen. Het dak wordt afgewerkt met riet.

Op 3m achter de woning en op de linker perceelsgrens is een garage ingeplant. De garage is 6,86m diep, 3,36m breed.

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 175m².

De toegang tot het perceel is 2,90m breed. De oprit werd aangelegd in klinkers en ligt op de linker perceelsgrens. Achter de woning wordt een terras van 42,30m² aangelegd.

De totale verharde oppervlakte op het perceel bedraagt 147,20m².

Er wordt een boom gerooid.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
    Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
    Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden. Hierdoor moet men rekening houden met het gemeentelijk kapreglement in plaats van de VCRO.
  • Ministerieel besluit van 6 april 1994
    Bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
  • Koninklijk besluit van 7 juli 1994 “Basisnormen brandpreventie” en latere wijzigingen
    Vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Decreet van 22 december 2006 en latere wijzigingen houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De Vlaamse Regering bepaalt EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.
  • Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
    Het decreet wil wonen betaalbaar maken voor iedereen. Het decreet geeft aan de gemeenten een aantal mogelijkheden (en verplichtingen) om hiertoe initiatief te nemen.
  • Artikel 4.2.2, 4.2.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Artikel 3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders
    Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw of de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden wordt aangegeven waar optische rookmelders geplaatst zullen worden.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en latere wijzigingen tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid
    De verordening legt voorwaarden op aan de stedenbouwkundige vergunning en moet ervoor zorgen dat iedereen het gebouw kan betreden, ook rolstoelgebruikers, mensen met een kinderwagen, slechtzienden, grotere personen, mensen met een ledemaat in het gips enz. De verordening geldt bij nieuwbouw, verbouwingen of uitbreidingen van gebouwen die publiek toegankelijk zijn.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2015 en latere wijzigingen tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
    De energieprestatieregelgeving legt eisen op met als doel energiezuinig (ver)bouwen te stimuleren.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
    Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Inspraak en advies

  • Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
    Het advies van gemeentelijke themaconsulent natuur en groen afgeleverd op 18 september 2020, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    De aanvrager wenst een bestaande uitbreiding en een gevelde kastanje te regulariseren.
    Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        het uitvoeren van heraanplantingswerken zoals aangeduid op het inplantingsplan nieuwe toestand van omgevingsvergunning 2018/578. Op dit plan zijn 7 te herplanten bomen aangeduid. Om een evenwichtige verdeling te verkrijgen dient de heraanplanting verdeeld met 3 inlandse hoogstammige loofbomen van eerste grootte en 4 van tweede grootte;

o        het uitvoeren van een extra heraanplanting met 1 inlandse hoogstammige loofboom van eerste grootte ter compensatie van de gevelde kastanje;

o        behoud van de resterende bestaande bomen;

o        de heraanplanting met bomen van eerste grootte dient bij voorkeur met een onderlinge plantafstand van minstens 8m. De heraanplanting mag niet gebeuren onder de kruinen van bestaande bomen. Voor de bomen van tweede grootte bij voorkeur een onderlinge plantafstand van 5m hanteren;

o        de heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren;

o        de aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer in: een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven;

o        bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, namelijk het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden;

o        indien bronbemaling nodig is dient voldaan te worden aan de zorgplicht (bijvoorbeeld retourbevloeiing) aan de bestaande bomen in de omgeving;

o        geen grondophogingen, zelfs tijdelijk, aan te brengen onder de bestaande bomen;

o        de vorm van paden, oprit en terrassen aanpassen aan de inplanting van bestaande bomen zodat die behouden kunnen blijven;

o        om schade aan bestaande bomen te voorkomen tijdens de bouw - en of wegenwerken dienen vanaf de start van de uitvoeringswerken boombeschermende maatregelen uitgevoerd te zijn zoals onder meer het plaatsen van een hekwerk, het leggen van rijplaten enzovoort om de bestaande bomen te beschermen;

o        te koppelen aan de reeds opgelegde bankwaarborg van 2.000 euro van omgevingsvergunning 2018/578 ter garantie voor het behoud in een goede gezondheid van alle te behouden bomen, behoud van de bos-parkstructuur, het toepassen van boombeschermingsmaatregelen en uitvoering heraanplantingswerken zoals eerder omschreven.

 

  • Pidpa Riolering
    Het advies van Pidpa Riolering afgeleverd op 16 september 2020 onder referentie L-21-241/192719, luidt: voorwaardelijk gunstig.
    Betreffende de aan te leggen rioleringsinfrastructuur:

o        beschrijvend gedeelte:

  • van toepassing zijnde regelgeving:
  • de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;
  • het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem);
  • de “Basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer” pidpa-riolering (zie website Pidpa);
  • het Algemeen waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
  • het Bijzonder Waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
  • de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;
  • deze lijst is niet limitatief.
  • Ligging volgens het zoneringsplan:
  • De ontwikkeling is gelegen in het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd).
    Hierbij werden volgende voorwaarden voorgesteld:

o        Specifieke voorwaarden:

  • De DWA-afvoer en de RWA-afvoer zullen respectievelijk dienen aangesloten te worden op de bestaande gemengde riolering langsheen de Groenelaan.
  • De plaatsing van een regenwaterput is niet verplicht.
  • De dakafvoer van de voorste dakhelft wordt niet opgevangen en getransporteerd en infiltreert op natuurlijke wijze op eigen terrein. Enkel een deel van de achterste dakhelft die valt op de nieuwe achterbouw met groendak en het groendak worden aangesloten op een infiltratievoorziening met minimum 1.663,75 liter (effectief 2.880 liter) infiltratievolume en minimum 2,66m² infiltratie oppervlakte. De overloop hiervan mag worden aangesloten op het openbaar domein ter hoogte van de rooilijn.

Men moet er wel aandacht aan besteden dat de infiltratievoorziening geplaatst wordt boven het grondwaterniveau.

  • Een voldoende gedimensioneerde (volgens ‘Waterwegwijzer bouwen en verbouwen’) en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van de toiletten blijft behouden (reeds aanwezig in de bestaande situatie).
  • Eén DWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke (toekomstige) overgang van privéwaterafvoer naar het (toekomstig) openbaar saneringsnetwerk is verplicht.
  • De bestaande huisaansluiting van de bestaande woning dient herbruikt te worden. Tijdens de werkzaamheden dient deze aansluiting op een degelijke wijze afgesloten te worden, zodat er geen onnodig vuil, zand, afval … in de riolering kan terechtkomen. Nieuwe huisaansluitingen (op een andere locatie of met een grotere diameter) zijn ten laste van de ontwikkelaar. Deze dienen aangevraagd te worden bij Pidpa-riolering.
  • Op het huidige plan wordt de RWA en de DWA-leiding gevoegd een 9-tal meters op privéterrein. Wij adviseren om deze leiding gescheiden naar voren te brengen tot aan de perceelsgrens om te anticiperen of afkoppelingswerken in de straat.
  • De huisaansluitputjes, de plaatsing ervan en de aansluiting op de riolering en de gracht of inbuizing van de gracht zijn ten laste van de ontwikkelaar. Deze werken worden uitgevoerd door Pidpa.

o        Algemene voorwaarden:

  • Voor elke aansluiting op de riolering dient een aanvraag gericht te worden aan Pidpa-Riolering.
  • De riolering op privéterrein dient verplicht gekeurd te worden op de afkoppeling van het hemelwater.

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5.tot en met 4.3.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Groenelaan een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Watertoets
    Waterparagraaf: het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

  • Functionele inpasbaarheid
    Het wijzigen van de vergunde uitbreiding van een bestaande ééngezinswoning is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

  • Het mobiliteitsaspect
    De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

  • De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
    De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

  • Visueel-vormelijke elementen
    De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

  • Bodemreliëf
    De aanvraag behoudt het bestaande grondniveau. De nulpas wordt voorzien op 35cm boven de straatpas.

 

  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.

Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

o        het gebouw dient enkel als eengezinswoning te worden aangewend;

  • de woning dient te worden uitgerust met voldoende correct geïnstalleerde rookmelders, volgens de normen van het decreet houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders van 8 mei 2009;
  • het advies van Pidpa-Riolering naleven;
  • het advies van de gemeentelijke themaconsulent natuur en groen naleven.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Catharinadreef 21 - mevrouw Anneleen Wouters - zorgwonen voor een hulpbehoevende persoon - M 2020/542

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        bouwen van een woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 1 september 1987 - 1987/151

o        uitbreiden van een woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 18 maart 1997 - 1996/329

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens

Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door mevrouw Anneleen Wouters, op 28 september 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Catharinadreef 21.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor zorgwonen voor een hulpbehoevende persoon

De uiterste beslissingsdatum is 28 oktober 2020.

 

  • Planologische context
    Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
    De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.
Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.
Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

 

  • Bestaande toestand

Op het perceel is een woning aanwezig sinds 1988 volgens de gegevens van het kadaster. De totale bebouwde oppervlakte bedraagt +/- 200m² op een perceel van circa 2.095m².

Het perceel is niet gelegen in de dorpskern maar in een residentiële woonwijk.

Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwing.

Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het perceel is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.

Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

 

  • Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over zorgwonen voor een hulpbehoevende persoon op een perceel van 2.095m².

Op de eerste verdieping van de woning wordt een gedeelte voorzien voor zorgwonen.

De woning blijft ingeplant tot op 15m uit de rooilijn, op 4m van de rechter perceelsgrens en op 15,12m van de linker perceelsgrens.

De gevel van de woning heeft een breedte van 16,88m op een kavelbreedte van 30m, gemeten op de voorgevelbouwlijn.

De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 17,79m.

De kroonlijsthoogte bedraagt 2,63m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een hellend dak van 45° met een nokhoogte van 8m.

De gevels werden opgetrokken in geschilderde baksteen. Het dak wordt afgewerkt met pannen.

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 201m².

De toegang tot het perceel is 4m breed.

Er worden geen bomen gerooid.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
  • Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en de daaraan gekoppelde bijlagen.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

 

Argumentatie

  • Onderzoek van het meldingsplichtig en niet-verboden karakter

De aanvraag voldoet aan de voorwaarden tot zorgwonen:

o        Het betreft een deel van de woning die gebruikt zal worden tot zorgwoning;

o        Een attest van de hulpbehoevende persoon is bijgevoegd (persoon met een handicap).

De melding is aanvaardbaar en gegrond.

 

  • Watertoets

Waterparagraaf: het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

  • Functionele inpasbaarheid
    Zorgwonen voor een hulpbehoevende persoon is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

  • Het mobiliteitsaspect
    De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

  • De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
    De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

  • Visueel-vormelijke elementen
    De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

  • Bodemreliëf
    De aanvraag behoudt het bestaande grondniveau.

 

  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen en neemt akte van de voormelde melding.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - De Dreef van Zonnebos 15 - Hans De Mondt - zorgwonen - M 2020/553

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        verbouwing (veranda) - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 10 mei 1983 - 1983/53

o        bouwen van een woonhuis - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 31 mei 1968 - sgr1968/32

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        nieuwe verkaveling - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 4 april 1967 - sgr24a

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens

Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Hans De Mondt, op 2 oktober 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres De Dreef van Zonnebos 15.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor zorgwonen.

De uiterste beslissingsdatum is 1 november 2020.

 

  • Planologische context
    Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.
    De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.
Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.
Het eigendom is gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling, sgr24a van 4 april 1967.

 

  • Specifieke voorschriften

Artikel 2 Percelen bestemd voor alleenstaande bebouwing in een residentieel gebied, nrs. 1 tot en met 16, 21 tot en met 25,27, 29 tot en met 69, 71 tot en met 97 en 102 tot en met 242)

2.1.     Bouwstrook

1.      Bestemming
Woningen.

2.      Bebouwing
Alleenstaand, geen zichtbare blinde gevels

3.      Plaatsing

a)      Voor- en achtergevel: vrije plaatsing binnen de bouwstrook.

b)      Zijgevels: op minimum 3m afstand van de zijgrenzen van het perceel.
De som van de afstanden van elke zijgevel tot de zijgrens van het perceel zal evenwel ten minste 1/3 moeten bedragen van de perceelsbreedte, gemeten op de voorgevelbouwlijn.

4.      Voorgevelbreedte
Minimum 8m en maximum 2/3 van de perceelsbreedte, gemeten op de voorgevelbouwlijn.

5.      Bouwdiepte

a)      Percelen met een breedte van 40m en minder, gemeten op de voorgevelbouwlijn: minimum 8m en maximum 20m.

b)      Percelen met een breedte van meer dan 40m, gemeten op de voorgevelbouwlijn: minimum 8m en maximum de helft van die perceelsbreedte.

6.      Bouwhoogte
Gemeten van het trottoirniveau tot bovenkant kroonlijst of onderkant dakoversteek:

a)      hoofdgebouw: maximum 7m;

b)      bijgebouwen: maximum 3m.

7.      Dakvorm
Plat dak of schuin dak met een maximumhelling van 60°.

8.      Materialen

a)      Gevels: gevelsteen, natuursteen, sierbepleistering in lichte kleur, baksteen geverfd in lichte kleur.

b)      Bedekking van de schuine daken: ofwel pannen, ofwel rechthoekige leien in horizontale rijen, ofwel riet, ofwel voor flauw hellende daken, dakvilt.

2.2.     Strook voor tuinen

1.      Bebouwing
Bergplaatsen en hokken waarvan de gezamenlijke oppervlakte 3% van de perceelsoppervlakte niet overschrijdt.

2.      Plaatsing

a)      Gevel: gevelsteen, natuursteen, sierbepleistering in lichte kleur, baksteen geverfd in lichte kleur.

b)      Overige gevels: op minimum 3m afstand van der perceelsgrenzen.

3.      Bouwhoogte
Gemeten van het grondplein tot bovenkant deksteen of onderkant dakoversteek: maximum 3m.

4.      Dakvorm
Plat dak of schuin dak met een maximumhelling van 60°.

5.      Materialen

a)      Gevels: gevelsteen, natuursteen, sierbepleistering in lichte kleur, baksteen geverfd in lichte kleur.

b)      Bedekking van de schuine daken: ofwel pannen, ofwel rechthoekige leien in horizontale rijen, ofwel riet, ofwel voor flauw hellende daken, dakvilt.

2.3.     Bouwvrije voortuinstrook
Diepte zie plan

1.      Bebouwing
Alle constructies verboden, met inbegrip van op- en afritten.

2.4.     Bouwvrije zijtuinstroken
Diepte gelijk aan de perceelsdiepte.
Breedte, gemeten vanaf elke zijgrens van het perceel 3m, met dien verstande dat de som van de breedte der beide zijtuinstroken over een diepte van 30m, gemeten vanaf de voorgevelbouwlijn, tenminste 1/3 moet bedragen van de perceelsbreedte, gemeten op de voorgevelbouwlijn.

1.      Bebouwing
Alle constructies verboden, met inbegrip van op- en afritten.

 

c)      Bestaande toestand

Op het perceel is een woning aanwezig sinds 1968 volgens de gegevens van het kadaster.

De totale bebouwde oppervlakte bedraagt +/- 186m² op een perceel van circa 1.432m².

Het perceel is niet gelegen in de dorpskern maar in een residentiële woonwijk.

Het perceel is een hoekperceel tussen De Dreef van Zonnebos en Morgenrood.

Het aanpalende perceel langsheen de Morgenrood wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

Het aanpalende perceel langsheen De Dreef van Zonnebos wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open bebouwing.

Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het perceel is niet gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.

Het perceel is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

 

d)      Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over zorgwonen in de bestaande ééngezinswoning op een perceel van 1.432m². De inplanting van de woning wordt niet gewijzigd.

Op het gelijkvloers wordt een gedeelte voorzien voor zorgwonen voor een persoon die ouder is dan 65 jaar.

De totale bebouwde oppervlakte op het perceel, inclusief oversteken groter dan 1m, bedraagt 186m².

Er worden geen bomen gerooid

 

Juridische gronden

6.      Koninklijk besluit van 28 december 1972
Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.

7.      Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.

8.      Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

9.      Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en de daaraan gekoppelde bijlagen.

10.  Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

11.  Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

 

Argumentatie

c)      Onderzoek van het meldingsplichtig en niet-verboden karakter

De aanvraag voldoet aan de voorwaarden tot zorgwonen:

c)      Het betreft een deel van de woning die gebruikt zal worden tot zorgwoning;

d)      Het betreft zorgwonen voor een persoon ouder dan 65 jaar.

De melding is aanvaardbaar en gegrond.

 

2.      Watertoest

Waterparagraaf: het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

2.      Functionele inpasbaarheid
Zorgwonen in een bestaande eengezinswoning is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

3.      Het mobiliteitsaspect
De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

4.      De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

5.      Visueel-vormelijke elementen
De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

6.      Cultureel historische aspecten
Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

7.      Bodemreliëf
De aanvraag behoudt het bestaande grondniveau.

 

8.      Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen en neemt akte van de voormelde melding.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Stedenbouwkundig attest - Schildedreef 12 - Roest André - het bouwen van een ééngezinswoning - SA 2020/3

 

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens

Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door de heer André Roest, met als adres Schoolstraat 34 bus 1 te 2970 Schilde, ontvangen op 26 februari 2020. Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk verklaard op 3 maart 2020.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Schildedreef 12.

Het betreft een aanvraag van een stedenbouwkundig attest voor het bouwen van een ééngezinswoning.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens het gewestplan Antwerpen van 3 oktober 1979.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het goed ligt niet binnen de grenzen van een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

Het betreft een onbebouwd perceel van 2.769m² groot.

Het perceel is niet gelegen in de dorpskern maar in een residentiële woonwijk.

Het links aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning met conciërgerie.

Het rechts aanpalende perceel wordt gebruikt als een ééngezinswoning.

In het straatbeeld komen volgende bestemmingen voor: ééngezinswoningen.

De straat is een voldoende uitgeruste gemeenteweg.

Deze wordt weinig gebruikt als doorgangsweg.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door open en halfopen bebouwing.

Het karakter en de stijl in de omliggende omgeving zijn een mix van verschillende stijlen.

Het pand is niet als monument geklasseerd en is niet opgenomen op de inventaris van onroerend erfgoed.

Het perceel is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied

 

  • Nieuwe toestand

De aanvraag gaat over het bouwen van een ééngezinswoning op een perceel van 2.769m² met een kavelbreedte van 30m.

De woning zal worden ingeplant in een bouwstrook tot op 10m uit de rooilijn, op 5m van de rechter perceelsgrens en op 5m van de linker perceelsgrens.

De bebouwbare grondoppervlakte bedraagt 250m² met inbegrip van de bijgebouwen.

De bouwdiepte tussen voor- en achtergevel bedraagt 20m.

De kroonlijsthoogte bedraagt 7m, gemeten vanaf het maaiveld, afgewerkt met een plat dak of een hellend dak met een nokhoogte van 11,50m.

Het perceel is een vrij bebost perceel waarvan een deel van de bomen moet verwijderd worden.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 5.3.1. §1 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 1 september  2009
    Het stedenbouwkundig attest geeft op basis van een plan aan of een overwogen project in redelijkheid de toets aan de stedenbouwkundige voorschriften, de eventuele verkavelingsvoorschriften en een goede ruimtelijke ordening zal kunnen doorstaan. Het wordt afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009
    Dit uitvoeringsbesluit regelt de aanwijzing van de instanties die over een vergunningsaanvraag advies verlenen.

 

Inspraak en advies

  • Agentschap voor Natuur en Bos
    Het advies gegeven op 9 maart 2020, is voorwaardelijk gunstig.
    De aanvraag omvat een stedenbouwkundig attest voor een perceel dat mogelijks bebost is. Dit is helaas niet uit de aanvraag of luchtfoto’s 100% sluitend af te leiden. Een latere aanvraag tot omgevingsvergunning zal mogelijks een ontbossing met zich meebrengen. Volgens het gewestplan is het perceel gelegen in een woongebied. Volgens artikel 90bis van het Bosdecreet (laatst gewijzigd bij decreet van 8 november 2014) kan ontbossing voor algemeen belang of in woongebied of industriegebied of gelegen in een goedgekeurde verkaveling, vergund worden mits compensatie. Er werd voor deze adviesaanvraag stedenbouwkundig attest geen terreinbezoek afgelegd. Zodoende is het niet uit te sluiten dat bij een latere terreincontrole op basis van de aanvraag tot omgevingsvergunning bijkomende voorwaarden worden opgelegd in het kader van het soortenbesluit, natuurdecreet en/of bosdecreet.
    Bij de aanvraag tot omgevingsvergunning dient een sluitend boscompensatievoorstel toegevoegd te worden.

 

  • Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid
    Het advies gegeven op 12 oktober 2020, is.
    Gunstig, mits rekening gehouden wordt met de voorwaarden en maatregelen opgelegd in punt 4.

3.      Verenigbaarheid met het watersysteem
De aanvraag is verenigbaar met de doelstellingen van het Decreet Integraal Waterbeleid (artikel 5), aangezien het effect verwaarloosbaar is wanneer men zich houdt aan de algemene wettelijke voorwaarden.

4.      Voorwaarden en maatregelen

4.1.1.      Waterkwantiteit: vasthouden > bergen > afvoeren
Niet functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Het dakwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (als toiletspoeling, waswater, beregening, …) Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat – gebufferd. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag worden afgevoerd. Er moet minstens voldaan zijn aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater.

4.1.2.      Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren

Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in de regenwaterafvoerleiding en regenwater in de droogweerafvoerleiding. Het is uiteraard verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op een droogweerafvoerleiding. De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 van Vlarem II; een IBA of kleinschalige waterzuivering dient voorzien.

 

  • Gemeentelijke themaconsulent natuur en groen
    Het advies gegeven op 19 maart 2020, is voorwaardelijk gunstig.
    In de aangeduide bouwzone staan geen bomen. Het perceel voldoet op vlak van hoogstammig groen niet aan de definitie van woonparkgebied.
    Hierbij worden volgende voorwaarden opgelegd:

o        voldoen aan de definitie van 'woonparkgebied' met name: het niet-bebouwbare gedeelte dient aangelegd te worden met hoogstammig groen (het bestaande moet bewaard worden). Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen. Slechts 10% van de perceelsoppervlakte mag ingenomen worden voor het aanleggen van grasperken, speelruimten, tennisvelden en dergelijke. De aanvrager voorziet op het inplantingsplan geen heraanplanting. Dit is echter noodzakelijk om te voldoen aan de woonparkdefinitie. In die zin is het noodzakelijk om een beperkte heraanplanting uit te voeren met minstens 4 inlandse hoogstammige loofbomen van eerste grootte plantmaat 10/12 en 3 inlandse hoogstammige loofbomen van tweede grootte plantmaat 8/10;

o        de resterende bestaande bomen te behouden;

o        de heraanplanting met bomen van eerste grootte dient bij voorkeur met een onderlinge plantafstand van minstens 8m. De heraanplanting mag niet gebeuren onder de kruinen van bestaande bomen. Voor de bomen van tweede grootte bij voorkeur een onderlinge plantafstand van 5m hanteren;

o        de heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren;

o        de aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer in: een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven;

o        bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, namelijk het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden;

o        indien bronbemaling nodig is dient voldaan te worden aan de zorgplicht (bijvoorbeeld retourbevloeiing) aan de bestaande bomen in de omgeving;

o        geen grondophogingen, zelfs tijdelijk, aan te brengen onder de bestaande bomen;

o        de vorm van paden, oprit en terrassen aanpassen aan de inplanting van bestaande bomen zodat die behouden kunnen blijven;

o        om schade aan bestaande bomen te voorkomen tijdens de bouw - en of wegenwerken dienen vanaf de start van de uitvoeringswerken boombeschermende maatregelen uitgevoerd te zijn zoals onder meer het plaatsen van een hekwerk, het leggen van rijplaten enzovoort om de bestaande bomen te beschermen;

o        een bankwaarborg te voorzien van 3.000 euro ter garantie voor het behoud in een goede gezondheid van alle te behouden bomen, het toepassen van boombeschermingsmaatregelen en uitvoering heraanplantingswerken zoals eerder omschreven.

 

  • Pidpa Riolering
    Het advies gegeven op 8 april 2020, is voorwaardelijk gunstig.
    Betreffende de aan te leggen rioleringsinfrastructuur:

o        beschrijvend gedeelte:

  • van toepassing zijnde regelgeving:
  • de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;
  • het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem);
  • de “Basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer” pidpa-riolering (zie website Pidpa);
  • het Algemeen waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
  • het Bijzonder Waterverkoopreglement (zie website Pidpa);
  • de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;
  • deze lijst is niet limitatief.
  • Ligging volgens het zoneringsplan:
  • De ontwikkeling is gelegen in het geoptimaliseerd buitengebied met recente aansluiting op een zuiveringsstation (groen gearceerd).
    Specifieke voorwaarden:
  • De DWA-afvoer en de RWA-afvoer zullen respectievelijk dienen aangesloten te worden op de bestaande DWA-riolering (DWA) en op de gracht of ingebuisde gracht (RWA) langsheen de Schildedreef.
  • Hiertoe dient de DWA aangesloten te worden op het voorziene DWA-huisaansluitputje voor het betreffende perceel.
  • Ter hoogte van de rooilijn dient er een afzonderlijk huisaansluitputje voor DWA en RWA voorzien te worden (een RWA-huisaansluitputje is niet nodig bij aansluiting op een open gracht). Deze putjes dienen maximaal 1m uit elkaar geplaatst te worden en minimaal 0,5m. Hier dient er aangesloten te worden op een gracht met beschoeiing.
  • De huisaansluitputjes, de plaatsing ervan en de aansluiting op de riolering en de gracht of inbuizing van de gracht zijn ten laste van de ontwikkelaar. Deze werken worden uitgevoerd door Pidpa.
  • Offerte voor de beperkte uitbreiding van het openbaar rioleringsnetwerk ten behoeve van het aansluiten van de ontwikkeling.

o        Pidpa bepaalt welke rioleringsinfrastructuur voorzien moet worden door de ontwikkelaar en maakt hiervoor offerte over aan de ontwikkelaar.

o        De offerte dient aangevraagd te worden bij Pidpa-Riolering door de ontwikkelaar.

o        De werken worden uitgevoerd door Pipda of een door Pidpa aangestelde aannemer. Dit kan slechts na betaling van de in de offerte vermelde geraamde kostprijs.

  • Realisatie van de beperkte uitbreiding van het openbaar rioleringsnetwerk ten behoeve van het aansluiten van de ontwikkeling.

o        Pidpa zal, vanaf het ogenblik dat ze kennis heeft van het feit dat er vuilvracht ontstaat en nadat door de ontwikkelaar de ontwikkeling is uitgezet, overgaan tot de aanleg van de vereiste infrastructuur.

o        Indien tussen het tijdstip van het afleveren van de vergunning en het tijdstip waarop op één van de kavels vuilvracht ontstaat, reeds riolering zou aangelegd worden ter hoogte van de betrokken ontwikkeling, dan blijven alle door de ontwikkelaar aan Pidpa betaalde bedragen verworven voor Pidpa.

o        Algemene voorwaarden:

  • De ontwikkelaar dient tegenover Pidpa volgende voorwaarden nageleefd te hebben om een verkoopbaarheidsattest van de gemeente te verkrijgen:

o        De opgemaakte offerte, ter realisatie van de uitbreiding van het rioleringsnetwerk, moeten door de ontwikkelaar aan Pidpa volledig betaald zijn.

  • Voor elke aansluiting op de riolering dient een aanvraag gericht te worden bij Pidpa-Riolering.
  • De riolering op privéterrein dient verplicht gekeurd te worden op de afkoppeling van het hemelwater.

 

  • Fluvius System Operator
    Het advies gegeven op 16 september 2020, is geen advies.

 

  • Pidpa
    Het advies gegeven op 25 maart 2020, is voorwaardelijk gunstig.
    De kavel is momenteel niet aansluitbaar op drinkwaternet.

Er is wel een uitbreiding nodig van het distributienet in de openbare weg.
Pidpa zal een dossier opstarten voor deze uitbreiding en een kostenraming ten laste van de aanvrager overmaken aan de gemeente.

 

  • Telenet
    Het advies gegeven op 11 maart 2020, is geen advies.
    In het gebied waar het stedenbouwkundig attest, Schildedreef 12, situeert, baat Telenet geen kabelnetwerk uit.

 

  • Vlaamse Milieumaatschappij
    Op 18 maart 2020 werd er advies gevraagd. Er werd geen advies uitgebracht binnen de vervaltermijn van 30 dagen zodat er aan de adviesvereiste voorbij gegaan wordt.

 

Argumentatie

  • Watertoets

Bij de aanvraag voor het bouwen van een woning dienen de voorwaarden uit de gewestelijke hemelwaterverordening te worden nageleefd.

 

  • Functionele inpasbaarheid
    Het bouwen van een ééngezinswoning op een perceel van 2.769m² met een kavelbreedte van 30m is functioneel inpasbaar in deze omgeving.

 

  • Het mobiliteitsaspect
    De aanvraag heeft weinig effect op de mobiliteit in de omgeving.

 

  • De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid
    De aanvraag past in het straatbeeld. Het project is qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid aanvaardbaar op het perceel en in de bestaande omgeving.

 

  • Visueel-vormelijke elementen
    De gebruikte gevelmaterialen zijn toegestaan. Het ontwerp integreert zich in het straatbeeld.

 

  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.

 

  • Bodemreliëf
    Ophogingen worden niet toegestaan. Het perceel dient aan te sluiten aan de aanpalende percelen.

 

  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    De afstanden tot de perceelsgrenzen zijn voldoende om goede nabuurschap en privacy te waarborgen.

 

  • Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepaling, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijke stedenbouwkundig ambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig.

o        het gebouw dient enkel als eengezinswoning te worden aangewend;

o        de woning dient te worden uitgerust met voldoende correct geïnstalleerde rookmelders, volgens de normen van het decreet houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders van 8 mei 2009;

o        bij een eventuele aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning op deze eigendom dient er voldaan te worden aan de gewestelijke/provinciale/gemeentelijke verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;

o        de oprit in 1 geheel mag maximaal 5m breed zijn, in meerdere delen te samen maximaal 6m breed. De oprit dient 3m van de eigendomsgrenzen verwijderd te zijn;

o        het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos naleven;

o        het advies van het departement leefmilieu, dienst integraal waterbeleid naleven;

o        het advies van de gemeentelijke milieuambtenaar naleven;

o        het advies van Pidpa naleven;

o        het advies van Pidpa Riolering naleven.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke stedenbouwkundig ambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen verleent positief stedenbouwkundig attest vergunning aan heer André Roest voor het bouwen van een ééngezinswoning in de Schildedreef 12, afdeling 1 sectie A nummers 436N5 en 436R9.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Bouwen - openbaar onderzoek

 

 

Juridische gronden

          Besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 en latere wijzigingen
De Vlaamse Regering bepaalt de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsaanvragen en aanvragen tot verkavelingswijziging.

          Artikel 4.7.15 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009
De Vlaamse Regering bepaalt de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsaanvragen en aanvragen tot verkavelingswijziging.

 

Kennisname

Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de start van volgende openbare onderzoeken:

van 18 oktober 2020 tot en met 16 november 2020

Noorderlaan 27

het plaatsen van een aluminium geraamte voor mobiele zonnewering op een bestaand dakterras en het regulariseren van een overdekt terras van 20m²

OMG 2020/478

van23 oktober 2020 tot en met 21 november 2020

Wijnegemsteenweg 159

het aanbouwen van een carport met berging aan een bestaande ééngezinswoning en het bouwen van een bijgebouw

OMG 2020/496

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Leegstand - vermoeden van leegstand en opname in leegstandsregister 2020

 

 

Voorgeschiedenis

27 november 2017 - beslissing van het college van burgemeester en schepenen over de aanstelling onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden voor leegstaande en verwaarloosde woningen en gebouwen

 

Feiten en context

In uitvoering van het reglement over de leegstaande woningen en gebouwen van 16 december 2019 is de jaarlijkse controle op vermoeden van leegstand uitgevoerd op woningen volgens de definitie in artikel 3.

 

Juridische gronden

          Artikel 170, §4 van de Grondwet van 1831 en latere wijzigingen
De fiscale autonomie van gemeenten.

          Artikel 4, §3 van de Vlaamse Wooncode van 15 juni 1997
De gemeente is aangesteld als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid.

          Artikel 43, §1 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005
De gemeenteraad kan bij reglementen bepaalde bevoegdheden toevertrouwen aan het college van burgemeester en schepenen.

          Artikel 2.2.6 van het Decreet Grond- en Pandenbeleid van 27 maart 2009
Bepalingen met betrekking tot leegstand en het leegstandsregister.

          Gemeentelijke reglement over de leegstand van woningen en gebouwen van 16 december 2019
Het reglement bepaalt de regels over leegstaande gebouwen en/of woningen, het leegstandsregister en de leegstandsbelasting.

 

Argumentatie

          De gemeente is verplicht voor haar grondgebied een inventaris te maken van leegstaande woningen en gebouwen. Dit in uitvoering van het grond - en pandendecreet.

          Door de opmaak van de inventaris wil het gemeentebestuur de leef- en woonomgeving verbeteren en het woningtekort op de markt tegengaan.

          De eigenaars van de panden die volgens de vaststellingen van de administratie in aanmerking komen voor de opname in het leegstandsregister worden aangeschreven.

 

Kennisname

Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de opname van leegstaande woningen in het leegstandsregister en van het uitsturen van de administratieve akten hiervoor.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Begonialaan 4 - Steven Van Baden - het vellen van een beuk en een Amerikaanse eik - VB 2020/441

 

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige vergunning(en)

  • woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 13 juni 1978 - 1978/106

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Steven Van Baden op 20 augustus 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Begonialaan 4.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van een beuk en een Amerikaanse eik.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 13 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 12 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woonpark volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Hof Ter Linden, goedgekeurd op 16 juli 1959.

Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Hof Ter Linden wijziging, goedgekeurd op 15 april 2005.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De bomen staan in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van een beuk en een Amerikaanse eik.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Begonialaan een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    Het perceel is gelegen in overstromingsgebied, maar grenst niet aan een openbare waterloop.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is onvoldoende ruimte. Er is geen goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De boom is niet zichtbaar van op het openbaar domein.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op onze vraag werd bijkomende informatie opgevraagd voor diepgaand boomonderzoek van een te behouden beuk in functie van reeds vergunde verbouwingswerken. Uit het expertiseverslag blijkt dat de beuk onvoldoende stabiel is. De kostprijs om alternatieve funderingstechnieken toe te passen om de geplande uitbreiding van de woning mogelijk te maken staan niet in verantwoorde verhouding tot de levensverwachting en de waarde van de beuk. De Amerikaanse eik die aan de linkerzijde in het achtertuingedeelte staat is evenmin voldoende stabiel en heeft onvoldoende levensverwachting. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de bomen een heraanplanting uitgevoerd te worden met 1 zomer- of wintereik en 1 beuk plantmaat 16/18.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
  • Voor bomen van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Ze mogen niet onder de kruinen van bestaande bomen aangeplant worden. Voor bomen van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe aangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Koeputten 29 - Maria Hofmans - het vellen van 3 berken - VB 2020/515

 

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige vergunning(en)

  • woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 5 april 1968 - 1968/51
  • bergplaats - weigering door college van burgemeester en schepenen - 13 augustus 1970 - 1970/88
  • bergplaats - weigering door college van burgemeester en schepenen - 28 september 1972 - 1972/114

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Maria Hofmans op 15 september 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Koeputten 29.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 3 berken.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 9 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 8 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woongebied volgens gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woongebied volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De bomen staan in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woongebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van 3 berken.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990
    Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
    Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.
  • Ministerieel besluit van 6 april 1994
    Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Koeputten een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.
  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De bomen zijn zichtbaar van op het openbaar domein. Hierdoor zal er een invloed op het ruimtelijk beeld.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van een plaatsbezoek en de foto’s werd vastgesteld dat de bomen geen ernstige uiterlijk zichtbare gebreken vertonen. De bomen vellen is een niet noodzakelijke disproportionele oplossing welke niet in verhouding staat tot de vastgestelde lichte problematieken van scheefstand en hinder door bladophoping in de dakgoten.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag niet in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: ongunstig.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de weigering af aan de aanvrager.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Riemstraat 52 - Leendert Zwijns - het vellen van 2 eiken - VB 2020/519

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        bouwen van eengezinswoning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 9 april 2001 - 2001/37

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        nieuwe verkaveling - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 18 juli 2000 - 1999/01

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Leendert Zwijns op 20 september 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Riemstraat 52.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 2 eiken.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 9 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 8 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woonpark volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De bomen staan in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van 2 eiken.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Riemstraat een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De bomen zijn zichtbaar van op het openbaar domein. De verwijdering zal als een gemis ervaren worden en heeft hierdoor een invloed op het ruimtelijk beeld.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan, de foto’s en na een plaatsbezoek blijkt dat 1 eik geen ernstige, uiterlijke, zichtbare gebreken heeft. Deze staat op het vergund inplantingsplan oranje omcirkeld. De andere eik staat onderdrukt en is overhellend door omstaande bomen en kan om die reden als dunning geveld en vervangen worden.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • De eik, oranje omcirkeld op het vergund inplantingsplan, moet behouden blijven.
  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de overige bomen een heraanplanting uitgevoerd te worden met 1 streekeigen, standplaatsgeschikte, inlandse, hoogstammige loofbomen van eerste grootte, plantmaat 10/12.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
    Voor bomen van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Ze mogen niet onder de kruinen van bestaande bomen aangeplant worden. Voor bomen van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de gedeeltelijk voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Sint Hubertuslaan 38 - Brigitte Philips - het vellen van 12 lorken - VB 2020/530

 

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige vergunning(en)

  • landhuis - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 1 december 1963 - sgr1963/76

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Brigitte Philips op 24 september 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Sint Hubertuslaan 38.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 12 lorken.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 13 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 12 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woonpark volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Zuid Hertebos, goedgekeurd op 9 mei 1959.

Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Zuid Hertebos Wijziging, goedgekeurd op 15 april 2005.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand
    De bomen staan in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand
    Het vellen van 12 lorken.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Sint Hubertuslaan een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.
  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voor sommige bomen onvoldoende ruimte. Er is een slechte verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De bomen zijn gedeeltelijk zichtbaar van op het openbaar domein. De verwijdering zal als een gemis ervaren worden en heeft hierdoor een invloed op het ruimtelijk beeld.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan en de foto’s blijkt dat de bomen afgestorven of aftakelend zijn, sommigen worden onderdrukt door andere omstaande waardevollere bomen. Hierdoor is hun levensverwachting onvoldoende. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de bomen een heraanplanting uitgevoerd te worden met 4 streekeigen, standplaatsgeschikte, inlandse, hoogstammige loofbomen van eerste grootte, plantmaat 10/12 en 4 van tweede grootte, plantmaat 8/10.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
  • Voor bomen van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Ze mogen niet onder de kruinen van bestaande bomen aangeplant worden. Voor bomen van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe aangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - De Goudvink 10 - Jean Peiffer - het vellen van 1 Amerikaanse eik - VB 2020/537

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        landhuis - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 28 juli 1966 - sgr1966/56

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        nieuwe verkaveling - vergunning door stedenbouw - 20 oktober 1965 - sgr22C

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Jean Peiffer op 27 september 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in De Goudvink 10.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 1 Amerikaanse eik.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 9 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 8 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woonpark volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De boom staat in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van 1 Amerikaanse eik.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis
    In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat De Goudvink een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.
  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De boom is zichtbaar van op het openbaar domein. De verwijdering zal als een gemis ervaren worden en heeft hierdoor een invloed op het ruimtelijk beeld.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan, de foto’s, en het bomenverslag blijkt dat de boom aftakelend is als gevolg van aantasting door lakzwam is. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de boom een heraanplanting uitgevoerd te worden met 1 streekeigen, standplaatsgeschikte, inlandse, hoogstammige loofboom van eerste grootte, plantmaat 10/12.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
  • Voor een boom van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Er mag niet onder de kruin van bestaande bomen aangeplant worden. Voor een boom van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand van 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe aangeplante boom tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Maretak 10 - Nathalie Nyssen - het vellen van 1 den - VB 2020/538

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        bouwen van een woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 18 april 1995 - 1995/92

o        bouwen van een bijgebouw - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 22 april 2013 - 2013/40

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        nieuwe verkaveling - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 4 april 1967 - sgr24a

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Nathalie Nyssen op 27 september 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Maretak 10.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 1 den.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 9 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 8 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woonpark volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De boom staat in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van 1 den.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Maretak een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De boom is niet zichtbaar van op het openbaar domein.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan en de foto’s, blijkt dat de boom zeer sterk overhellend is waardoor een stabiliteitsprobleem ontstaat. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de boom een heraanplanting uitgevoerd te worden met 1 streekeigen, standplaatsgeschikte, inlandse, hoogstammige loofboom van eerste grootte, plantmaat 10/12.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
  • Voor een boom van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Er mag niet onder de kruin van bestaande bomen aangeplant worden. Voor een boom van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand van 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe aangeplante boom tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - gemeente Schilde - het vellen van 1 driestammige els op de wegberm ter hoogte van de Fortsteenweg - hoek Hoge Haar 105 - VB 2020/545

 

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door gemeente Schilde op 29 september 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een laanboom.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 1 driestammige els op de wegberm ter hoogte van de Fortsteenweg - hoek Hoge Haar 105.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 9 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 8 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonparkgebied volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Willecom, goedgekeurd op 1 september 1961.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De boom staat op de wegberm gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van een 3-stammige els.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Hoge Haar een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    De berm is gelegen in overstromingsgevoelig gebied maar grenst niet aan een waterloop.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De boom is zichtbaar van op het openbaar domein. De verwijdering zal als een gemis ervaren worden en heeft hierdoor een invloed op het ruimtelijk beeld.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan en de foto’s, blijkt dat de boom afgestorven is. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen, een heraanplanting met 1 boom van dezelfde boomsoort zodat de continuïteit van de laanbomenrij hersteld wordt.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - gemeente Schilde - het vellen van 1 berk op de wegberm ter hoogte van de Azalealaan 29 - VB 2020/546

 

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door gemeente Schilde op 29 september 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op laanboom.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 1 berk op de wegberm ter hoogte van de Azalealaan 29.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 13 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 12 december 2020.

 

  • Planologische context

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is niet getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De boom staat op de wegberm gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van een berk.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Azalealaan een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De boom is zichtbaar van op het openbaar domein. De verwijdering zal als een gemis ervaren worden en heeft hierdoor een invloed op het ruimtelijk beeld.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan en de foto’s, blijkt dat de boom afgestorven is. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen, een heraanplanting met 1 boom van dezelfde boomsoort zodat de continuïteit van de laanbomenrij hersteld wordt.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe heraangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Kasteeldreef 38 - Bergen  Boomverzorging bvba - het vellen van 1 eik - VB 2020/548

 

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige vergunning(en)

  • saneren van zwembad, berging en parkeerplaats - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 31 maart 1998 - 1998/72
  • landhuis - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 26 maart 1970 - 1970/35
  • bouwen van een carport, zwembad, berging en barbecue - weigering door college van burgemeester en schepenen - 13 januari 1998 - 1997/334
  • villa - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 25 oktober 1973 - 1973/190
  • villa - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 18 mei 1976 - 1976/89

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Bergen  Boomverzorging bvba op 29 september 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Kasteeldreef 38.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 1 eik.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 13 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 12 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woonpark volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Schilde Bergen deel 1, goedgekeurd op 8 juli 1957.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De boom staat in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van 1 eik.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Kasteeldreef een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De boom is gedeeltelijk zichtbaar van op het openbaar domein. De verwijdering zal als een gemis ervaren worden en heeft een invloed op het ruimtelijk beeld.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan, de foto’s en het verslag van de trekproef blijkt dat de boom onvoldoende levensverwachting en een verhoogd veiligheidsrisico heeft. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de boom een heraanplanting uitgevoerd te worden met 1 streekeigen, standplaatsgeschikte, inlandse, hoogstammige loofboom van eerste grootte, plantmaat 10/12.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
  • Voor een boom van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Er mag niet onder de kruin van bestaande bomen aangeplant worden. Voor een boom van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand van 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe aangeplante boom tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Reeweide 16 - Isis Vermander - het vellen van 1 eik - VB 2020/552

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        bouwen woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 24 maart 1998 - 1998/62

o        aanleggen van een zwembad - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 10 maart 2003 - 2003/41

o        bouwen van een eengezinswoning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 27 juli 1999 - 1999/215

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        nieuwe verkaveling - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 24 april 1990 - 1988/3

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Isis Vermander op 1 oktober 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Reeweide 16.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 1 eik.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 13 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 12 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woonpark volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De boom staat in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van 1 eik.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Reeweide een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De boom is niet zichtbaar van op het openbaar domein.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan en de foto’s, blijkt dat de boom aangetast is door vermoedelijk lakzwammen. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de boom een heraanplanting uitgevoerd te worden met 1 zomer- of wintereik  plantmaat 10/12.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
  • Voor een boom van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Er mag niet onder de kruin van bestaande bomen aangeplant worden. Voor een boom van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand van 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe aangeplante boom tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Kroondreef 4A - Ken Meiresonne - het vellen van 1 en 1 tweestammige Amerikaanse eik - VB 2020/554

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        woning - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 4 december 1990 - 1990/258

o        bouwen van een tuinberging - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 21 september 1993 - 1993/197

o        uitbreiden van de woning en bouwen van zwembad - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 3 september 2007 - 2007/249

  • Verkavelingsvergunning(en)

o        nieuwe verkaveling - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 11 december 1975 - 1975/5

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Ken Meiresonne op 3 oktober 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Kroondreef 4A.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 1 Amerikaanse eik en 1 tweestammige Amerikaanse eik.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 13 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 12 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woonpark volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De bomen staan in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van 2 Amerikaanse eiken.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Kroondreef een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De bomen zijn gedeeltelijk zichtbaar van op het openbaar domein. De verwijdering zal als een gemis ervaren worden en heeft hierdoor een invloed op het ruimtelijk beeld.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan en de foto’s blijkt dat 1 Amerikaanse eik afgestorven is. De andere tweestammige eik is aftakelend. Door zijn habitus vertoont deze aan de stamvoet een plakoksel wat resulteert in een verhoogd stabiliteitsrisico. Zijn levensverwachting is onvoldoende. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de bomen een heraanplanting uitgevoerd te worden met 2 streekeigen, standplaatsgeschikte, inlandse, hoogstammige loofbomen van eerste grootte, plantmaat 10/12.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
  • Voor bomen van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Ze mogen niet onder de kruinen van bestaande bomen aangeplant worden. Voor bomen van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe aangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Kasteeldreef 74 - Peter Macken - het vellen van 1 berk - VB 2020/555

 

 

Voorgeschiedenis

  • Stedenbouwkundige vergunning(en)

o        villa - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 17 maart 1966 - 1966/32

  • Milieuvergunning(en)

o        stookolietank 6300 l - gunstig door  college van burgemeester en schepenen - 12 januari 1993 - melding 372

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Peter Macken op 4 oktober 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Kasteeldreef 74.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 1 berk.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 13 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 12 december 2020.

 

  • Planologische context

Het eigendom is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) Dorpscentra Schilde en 's-Gravenwezel en bebouwingskern Schilde-Bergen, goedgekeurd op 19 december 2016.

Het goed is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg (BPA) Ruiterskuil, goedgekeurd op 8 januari 1958.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De boom staat in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woongebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van 1 berk.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Kasteeldreef een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De boom is niet zichtbaar van op het openbaar domein.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan en de foto’s, blijkt dat de boom afgestorven is. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de boom een heraanplanting uitgevoerd te worden met 1 streekeigen, standplaatsgeschikte, inlandse, hoogstammige loofboom van eerste grootte, plantmaat 10/12.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
  • Voor een boom van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Er mag niet onder de kruin van bestaande bomen aangeplant worden. Voor een boom van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand van 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe aangeplante boom tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Nazarethdreef 6 - Gerrit Vereycken - het vellen van 1 berk en 1 weymouthden - VB 2020/557

 

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige vergunning(en)

  • verbouwing - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 17 juli 1979 - 1979/26
  • aanbouwen kinderkamer - vergunning door college van burgemeester en schepenen - 6 juli 1993 - 1993/146

 

Feiten en context

  • Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Gerrit Vereycken op 6 oktober 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein in Nazarethdreef 6.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van 1 berk en 1 weymouthden.

Na controle werd het ingediende dossier ontvankelijk en volledig verklaard op 13 oktober 2020. De uiterste beslissingsdatum is 12 december 2020.

 

  • Planologische context

Het goed ligt in woonpark volgens gewestplan antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979.

Het goed ligt in woonpark volgens Wijziging van het aanvullend stedenbouwkundig voorschrift artikel 1 voor het gehele gewestplan, goedgekeurd op 7 juli 2000.

De woonparken die op de gewestplannen zijn aangeduid, zijn overwegend een opname van bestaande toestanden. Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. De nog open gebleven ruimten mogen verder bebouwd worden mits rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 6.1.2.1.4 en met de bestaande bebouwingswijze (oppervlakte van de percelen, bebouwde oppervlakte van perceel, bouwtrant, bestaand groen).

Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

Het eigendom is getroffen door een rooilijn.

 

  • Bestaande toestand

De bomen staan in de tuin op een bebouwd perceel gelegen in woonparkgebied. Het is een groene omgeving met diverse groenelementen zoals bomen, hagen, struiken in combinatie met kruidachtige en begraasde vegetaties. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door open bebouwingen in diverse stijlen.

 

  • Nieuwe toestand

Het vellen van 1 berk en 1 weymouthden.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Gemeenteraadsbeslissing van 15 februari 1990

Vaststelling van een bouwverordening voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.
Deze verordening is een verstrenging op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) om het groene karakter van de gemeente te behouden.

  • Ministerieel besluit van 6 april 1994

Ministerieel besluit tot goedkeuring van de bouwverordening van 15 februari 1990 voor het vellen van hoogstammige bomen in de gemeente Schilde.

  • Omzendbrief van 8 juli 1997
    Deze omzendbrief bevat nadere richtlijnen over de bestemmingen in de gewestplannen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004
    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de diverse vormen van het aanvraagdossier. Zij kan daarbij verschillende vormen van dossiersamenstelling onderscheiden naargelang de aard, de ruimtelijke implicaties en de complexiteit van de betrokken handelingen.
  • Artikel 4.2.2 en 4.2.4. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 8 mei 2009
    De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin de vergunningsplicht vervangen wordt door een verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van15 juli 2016 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    De Vlaamse Regering bepaalt de handelingen die aangevraagd kunnen worden met een melding.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
  • Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen

 

Argumentatie

  • Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Nazarethdreef een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

  • Watertoets
    Het perceel is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
  • Functionele inpasbaarheid
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Het mobiliteitsaspect
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • De schaal, het ruimtegebruik
    Er is voldoende ruimte. Er is een goede verhouding tussen de boom en zijn beschikbare groeiplaats.
  • Visueel-vormelijke elementen
    De bomen zijn zichtbaar van op het openbaar domein. De verwijdering zal als een gemis ervaren worden en heeft hierdoor een invloed op het ruimtelijk beeld.
  • Cultureel historische aspecten
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Bodemreliëf
    Dit aspect is niet relevant voor deze aanvraag.
  • Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
    Op basis van de beoordeling van het inplantingsplan en de foto’s blijkt dat de bomen afgestorven zijn. Vellen mits vervangen is verantwoord.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede ruimtelijke ordening.

Het advies van de gemeentelijk omgevingsambtenaar luidt: voorwaardelijk gunstig. Het advies geldt onder volgende voorwaarde(n):

  • Gezien de zorgplicht (artikel 14 van het natuurdecreet) dient in het eerstvolgende plantseizoen na het vellen van de bomen een heraanplanting uitgevoerd te worden met 2 streekeigen, standplaatsgeschikte, inlandse, hoogstammige loofbomen van eerste grootte, plantmaat 10/12.
  • De heraanplanting dient op minstens 2m plantafstand van de perceelsgrenzen te gebeuren.
  • Voor bomen van eerste grootte is de voorkeur van onderlinge plantafstand minstens 8m. Ze mogen niet onder de kruinen van bestaande bomen aangeplant worden. Voor bomen van tweede grootte is bij voorkeur de onderlinge plantafstand 5m.
  • De aanvrager neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen om de nieuwe aanplanting te laten slagen. Dit houdt onder meer een met zorg uitgevoerde aanplanting met kwaliteitsvol plantgoed in, het gebruik van een steunpaal of wortelkluitverankering en indien nodig het aanbrengen van een bescherming tegen wild- of veevraat. De nazorg, zoals het tijdig water geven, kan noodzakelijk zijn om de heraanplant het eerste groeiseizoen te laten overleven.
  • Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen terug te worden ingevuld of ingeboet. In ieder geval is de aanvrager ertoe gehouden om op zijn perceel de nieuwe aangeplante bomen tot volle wasdom te brengen. Bij het uitvoeren van werken in de periode 1 maart – 1 juli, het broedseizoen van vogels, moet de aanvrager er zich van vergewissen dat geen nesten van beschermde vogelsoorten (artikel 14 van het soortenbesluit) beschadigd, weggenomen of vernield worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten en sluit zich integraal aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot haar eigen motivatie.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft de voorwaardelijke vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen digitaal op de hoogte te brengen van het begin van de handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die handelingen.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Omgeving - Den Heuvel 32 - Erik Peeters - het vellen van een berk en een dode eik en het opkronen van 5 eiken - M 2020/430

 

 

Feiten en context

  • Dossiergegevens

Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door Erik Peeters, op 13 augustus 2020 ontvangen.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Den Heuvel.

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen.

Het betreft een aanvraag voor het vellen van een berk en een dode eik en het opkronen van 5 eiken.

  • Planologische context
    Het eigendom is gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) Zonevreemde Woningen, goedgekeurd op 27 september 2012.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.
    Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

 

Juridische gronden

  • Koninklijk besluit van 28 december 1972
    Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de minister voorlopig vastgestelde ontwerpgewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
  • Koninklijk besluit van 3 oktober 1979
    De aanvraag situeert zich in het gewestplan 'Antwerpen'.
  • Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
  • Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en de daaraan gekoppelde bijlagen.
  • Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

 

Argumentatie

Onderzoek van het meldingsplichtig en niet-verboden karakter
De aanvraag kan niet als een melding behandeld worden. Het vellen van bomen moet via een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen en neemt geen akte van de voormelde melding.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Zwerfvuil - opruimactie - Wonderwijzer

 

 

Voorgeschiedenis

Het gemeentebestuur heeft in het verleden reeds verschillende zwerfvuil opruimacties logistiek ondersteund.

 

Feiten en context

Wonderwijzer organiseert een zwerfvuil opruimdag. In samenwerking met "River Clean Up gaan de leerlingen in de straten van Schilde zwerfvuil oprapen.

De organisator vraagt aan het college van burgemeester en schepenen logistieke ondersteuning zoals grijpers en vuilzakken ter beschikking te stellen en om het ingezamelde afval op te halen.

 

Juridische gronden

Artikel 56 §3 van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen.

 

Argumentatie

          De actie kadert in het globale OVAM-initiatief ‘mooimakers’.

          De logistieke ondersteuningen vanuit de gemeente voor zwerfvuilacties (beschikbaar stellen en afvoeren van container, alsook ontlenen van allerhande inzamelmateriaal) zijn onontbeerlijk voor het welslagen van vrijwillige inzamelacties.

          Door de actie te ondersteunen kan er ook meer bekendheid aan gegeven worden wat het resultaat ten goede komt.

          Aangewezen is de organisator er op te wijzen dat enkel zwerfvuil en sluikstortafval van de gemeente Schilde mag aangevoerd worden.

          In het kader van de opvolging van het initiatief is het aangewezen dat de organisator nadien meedeelt hoeveel mensen hebben deelgenomen aan de actie en in welke straten/gebieden afval werd verzameld.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de vraag van Wonderwijzer voor logistieke ondersteuning van een zwerfvuil opruimdag.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen beslist de organisatie te ondersteunen door inzamelmateriaal voor het zwervuil te ontlenen en het afval nadien af te voeren.

Artikel 3. De organisator dient mee te delen in welke straten/gebieden afval wordt opgehaald en hoeveel deelnemers hebben geparticipeerd aan de actie.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Sint-Willibrodushof - Sint Willebrorduslaan onderzoek naar aankoop

 

 

Voorgeschiedenis

          Door de VZW Onze Lieve Vrouwverening uit Antwerpen wordt het Sint Willibrodushof uitgebaat in de Sint Willebrorduslaan 29 in Schilde. Het betreft een toeristisch verblijf voornamelijk gericht op jeugdkampen.

          Op 15 juni 2020 besliste het college van burgemeester en schepenen dat de opportuniteit tot aankoop van het Sint-Willibrordushof samen met andere partners mag onderzocht worden.

 

Feiten en context

          Op 26 augustus 2020 heeft een bezoek plaats gevonden met de mogelijke aankooppartners, Natuurpunt Schijnvallei VZW, Greenplease en Kempens Lanschap VZW.

          Natuurpunt heeft interesse voor het beboste terrein I sectie D 252 A maar niet voor de bebouwde terreinen I afdeling I D 381 A en 382 A. Natuurpunt VZW vraagt of het gemeentebestuur zou instaan voor de aankoop van die twee percelen.

 

Juridische gronden

          Artikel 56 §1 van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen bereidt de beraadslagingen en de besluiten van de gemeenteraad voor.
Het college van burgemeester en schepenen voert de besluiten van de gemeenteraad uit.

          Artikel 56 §3, 1° van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde algemene regels.

 

Argumentatie

          De percelen I D 381 A en 382 A hebben samen een gezamenlijke oppervlakte van 3.350m² en zijn bebouwd met constructies die dateren van voor 1962. De kans dat deze gebouwen asbest bevatten is zeer reëel. Bij afbraak of verbouwing van deze gebouwen zal dit een zeer hoge kost teweeg kunnen brengen.

          Vooraleer te beslissen een bod uit te brengen is het aangewezen de eigenaar te vragen om een destructief (asbest)verslag te doen toekomen om een grondige inschatting te kunnen maken van de staat van de gebouwen en de mogelijke sloopkosten.

          Tegelijk met een destructief verslag kan ook een schattingsverslag aangevraagd worden.

          Op basis van beide documenten kan het gemeentebestuur nadien bepalen of ze wenst verder te gaan met de aankoop tegen welke prijs.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen beslist om de eigenaar van het Sint-Willibrordushof mee te delen dat de gemeente interesse heeft in de aankoop van de percelen I D 381 A en 382 A maar eerst een destructief (asbest)verslag wenst te bekomen.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen beslist om opdracht te geven een schattingsverslag op te vragen voor de percelen, alsook een destructief asbestverslag te laten opmaken.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Aanpassingen openbare verlichting - Bredabaan - Heidedreef - Swaenebeecklaan - Lemmekensbaan - Hoevedreef

 

 

Voorgeschiedenis

          Op 25 april 2016 besliste de gemeenteraad om 1281 lichtpunten om te bouwen naar het brandregime waarbij deze lichtpunten gedoofd worden tussen 23u en 6u.

          Op 24 april 2017 besliste de gemeenteraad, na de evaluatie van 13 maart 2017, om 139 lichtpunten terug op volledig nachtregime te programmeren. Dit om de straten in de mate van het mogelijke te verlichten zodat men zich ook de hele nacht kan richten naar een lichtpunt (bijvoorbeeld doodlopende straten, scherpe bochten, ...).

          Op 15 oktober 2018 besliste het college van burgemeester en schepenen om 3 lichtpunten terug te ontsteken tussen 23u en 6u.

          Op 25 maart 2019 besliste het college van burgemeester en schepenen om 9 lichtpunten terug te ontsteken tussen 23u en 6u.

          Op 8 april 2019 besliste het college van burgemeester en schepenen om 8 lichtpunten terug te ontsteken tussen 23u en 6u.

          Op 9 september 2019 besliste het college van burgemeester en schepenen om 10 lichtpunten terug te ontsteken tussen 23u en 6u.

          Op 28 oktober 2019 besliste het college van burgemeester en schepenen om 3 lichtpunten terug te ontsteken tussen 23u en 6u.

          Op 16 maart 2020 besliste de gemeenteraad om de hernieuwde kaderovereenkomst met Fluvius goed te keuren.

 

Feiten en context

          Er zijn klachten over het brandregime in de Heidedreef, Swaenebeecklaan, Bredabaan, Lemmekensbaan en Hoevedreef.

          Voor de Heidedreef is de vraag om 1 lichtpunt te ontsteken na 23u.

          Voor de Swaenebeecklaan is de vraag om 1 lichtpunt te ontsteken na 23u.

          Voor de Bredabaan is de vraag om 1 lichtpunt te doven na 23u.

          Voor de Lemmekensbaan is de vraag om 1 lichtpunt bij te plaatsen.

          Voor de Hoevedreef is de vraag om 2 lichtpunten bij te plaatsen.

          Het principe is dat er na 23u zicht moet zijn van lichtpunt naar lichtpunt.

          Op vraag van een inwoner kunnen er terug lichtpunten ontstoken worden zodat er lamp om lamp een lichtpunt brand na 23u.

          Het aanpassen van 1 individueel lichtpunt kost 50 euro exclusief btw. Vanaf 3 lichtpunten wordt er 33 euro exclusief btw per lichtpunt aangerekend.

          Het bijplaatsen van lichtpunten wordt mee voorzien in het budget van het raamcontract dat de gemeente Schilde heeft afgesloten met Fluvius.

 

Juridische gronden

          Artikel 2, § 2 van het decreet lokaal bestuur
De gemeenten trachten om op lokaal niveau bij te dragen tot het welzijn van de burgers en tot de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied.

          Artikel 56, § 3, 1° van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, binnen de regels vastgelegd in de gemeenteraad.

 

Argumentatie

          In de Heidedreef branden momenteel enkel lichtpunten op kruispunten en in bochten. Er branden drie lichtpunten achtereenvolgend niet na 23u. Na onderzoek door een medewerker van de dienst der werken is gebleken dat er voldoende lichtpunten ter plaatsen branden na 23u om van lichtpunt tot lichtpunt te zien. Op vraag van de inwoner kan er terug een lichtpunt ontstoken worden zodat er lamp om lamp een lichtpunt brand na 23u. Het advies is om lichtpunt 174 niet te ontsteken na 23u.

          In de Swaenebeecklaan branden momenteel enkel lichtpunten op kruispunten en in bochten. De vraag werd gesteld om lichtpunt 6390 terug te ontsteken. Na onderzoek door een medewerker van de dienst der werken is gebleken dat er voldoende lichtpunten ter plaatsen branden na 23u. Lichtpunt 6389 en 6391 branden reeds volgens het nachtregime. Het advies is om lichtpunt 6390 niet te ontsteken na 23u. Er is zicht van lichtpunt naar lichtpunt na 23u.

          In de Bredabaan branden momenteel enkel lichtpunten op kruispunten en in bochten. Lichtpunt 642 is geplaatst in een bocht. Na onderzoek door een medewerker van de dienst der werken is gebleken dat de huidige verlichting noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid na 23u. Het advies is om lichtpunt 642 niet te doven na 23u.

          In de Lemmekensbaan branden momenteel geen lichtpunten. De vraag werd gesteld om op steunpunt 2084 een verlichtingspunt bij te plaatsen. Na onderzoek door een medewerker van de dienst der werken is gebleken dat dit lichtpunt noodzakelijk is voor de veiligheid van de inwoners.

          Op de verbindingsweg van de Hoevedreef naar de Vennebosstraat branden momenteel geen lichtpunten. De vraag werd gesteld om twee verlichtingspunten bij te plaatsen. Na onderzoek door een medewerker van de dienst der werken is gebleken dat deze lichtpunten noodzakelijk zijn. Deze weg wordt tijdens de schooluren veel gebruikt door de leerlingen van de school Vennebos.

 

Financiële gevolgen

 

Actie

AC000160

Algemene rekening

MJP000355

Beleidsveld

0670

Bedrag

Visum financieel directeur

50 euro

niet van toepassing

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het advies dat er voldoende verlichting aanwezig is in de Heidedreef beslist om lichtpunt 175 (op het kruispunt) te ontsteken tussen 23u en 6u.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen beslist om lichtpunt 6390 niet te ontsteken tussen 23u en 6u.

Artikel 3. Het college van burgemeester en schepenen beslist om lichtpunt 642 niet te doven tussen 23u en 6u.

Artikel 4. Het college van burgemeester en schepenen beslist om op steunpunt 2084 een verlichtingspunt bij te plaatsen.

Artikel 5. Het college van burgemeester en schepenen beslist om twee lichtpunten bij te plaatsen in de Hoevedreef.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Aankoop multifunctionele kleine tractor met toebehoren - 2020-041/TDU - gunning

 

 

Voorgeschiedenis

          De gemeenteraad verleende in zitting van 18 augustus 2020 goedkeuring aan de lastvoorwaarden, de raming en de plaatsingsprocedure van deze opdracht, met name de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.

          Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 24 augustus 2020 om de plaatsingsprocedure te starten en volgende ondernemers uit te nodigen om deel te nemen aan de onderhandelingsprocedure:

          Luyckx NV, Abdijlaan 33 te 2960 Brecht;

          Thomas BVBA, Brusselsesteenweg 144 te 1785 Merchtem;

          Kenis nv, Terbeekseweg 11 te 2990 Loenhout.

 

Feiten en context

          De offertes dienden het bestuur ten laatste op 17 september 2020 om 10.00 uur te bereiken.

          De verbintenistermijn van 120 kalenderdagen eindigt op 15 januari 2021.

          Er werden 2 offertes ontvangen:

          Luyckx NV, Abdijlaan 33 te 2960 Brecht (84.358,00 euro excl. btw of 102.073,18 euro incl. 21% btw);

          Thomas BVBA, Brusselsesteenweg 144 te 1785 Merchtem (85.540,00 euro excl. btw of 103.503,40 euro incl. 21% btw);

          De eventuele onderhandelingen en verbeteringen resulteerden in volgende eindoffertes:

          Luyckx NV, Abdijlaan 33 te 2960 Brecht (83.092,63 euro excl. btw of 100.542,08 euro incl. btw);

          Thomas BVBA, Brusselsesteenweg 144 te 1785 Merchtem (85.540,00 euro excl. btw of 103.503,40 euro incl. 21% btw).

 

Juridische gronden

          Artikel 56 van het decreet lokaal bestuur betreffende de bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen

          Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen

          Bestuursdecreet van 7 december 2018

          Artikels 326 tot en met 341 van het decreet lokaal bestuur betreffende het bestuurlijk toezicht

          Wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen

          Artikel 42, § 1, 1° a van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten (de goed te keuren uitgave excl. btw bereikt de drempel van 144.000,00 euro niet)

          Koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen

          Artikel 90, 1° van het Koninklijk besluit van 18 april 2017 en latere wijzigingen, betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren

 

Argumentatie

Op 7 oktober 2020 is het verslag van nazicht van de offertes opgesteld.

 

Financiële gevolgen

 

MJP

MJP000772

Actie

AC000153

Algemene rekening

2480000000

Beleidsveld

0119

Bedrag

100.542,08 euro incl. btw

Visum financieel directeur

20/077

 

BESLUIT

Artikel 1. Goedkeuring wordt verleend aan het verslag van nazicht van de offertes van 7 oktober 2020.

Artikel 2. Het verslag van nazicht van de offertes maakt integraal deel uit van deze beslissing.

Artikel 3. De opdracht “aankoop multifunctionele kleine tractor met toebehoren” wordt gegund aan de economisch meest voordelige bieder (op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding), zijnde Luyckx NV, Abdijlaan 33 te 2960 Brecht, tegen het nagerekende en verbeterde offertebedrag van 83.092,63 euro excl. btw of 100.542,08 euro incl. btw.

De waarborgtermijn wordt vastgesteld op 12 maanden.

De leveringstermijn wordt vastgesteld op 60 kalenderdagen.

Artikel 4. De uitvoering moet gebeuren overeenkomstig de lastvoorwaarden vastgelegd in het bestek met nr. 2020-041/TDU.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Monteren en plaatsen van nieuwe kerststal aan Sint-Guibertuskerk

 

 

Voorgeschiedenis

          E-mail van donderdag 17 september 2020
Naar aanleiding van de vraag van de heer Gert Verhoeven om een nieuwe kerststal te maken voor het Kerkplein te Schilde, werden een ontwerp gemaakt en prijzen voor de benodigde materialen opgevraagd.

          E-mail van zaterdag 26 september 2020
De heer Gert Verhoeven liet weten dat zij met de werkgroep "er is een kindeke" nog voldoende middelen hadden om de materialen van de kerststal te bekostigen en stelt voor deze te betalen.

          E-mail van woensdag 30 september 2020
De heer Gert Verhoeven werd ingelicht dat het niet mogelijk is om de kosten rechtstreeks aan de gemeente te betalen aangezien het budget dit niet toelaat. Als hij bereid was de materialen zelf te bestellen en zorgt voor de betaling, kan de gemeente de werken eventueel wel uitvoeren.

          E-mail van maandag 12 oktober 2020
De heer Gert Verhoeven liet weten dat dit in orde is.

 

Feiten en context

De gemeente plaatst elk jaar twee kerststallen. Een kerststal staat op het Kerkplein aan de Sint-Guibertuskerk, de andere aan De Drie Rozen in 's-Gravenwezel. Beide kerststallen zijn aan vervanging toe.

 

Juridische gronden

Artikel 56, §3, 1° van het decreet over het lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde algemene regels.

 

Argumentatie

          De werkgroep "er is een kindeke" is bereid de kosten voor het materiaal te betalen.

          Voor de uitvoering wordt gerekend op twee schrijnwerkers die hier minimum een week aan zullen werken. Als dit dus tijdig ingepland wordt, kan de kerststal nog op tijd voltooid worden.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen beslist dat de nieuwe kerststal voor het Kerkplein gemaakt mag worden. De materialen voor de nieuwe kerststal worden rechtstreeks door de werkgroep "er is een kindeke" besteld.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Opzegging software Kwandoo - Orca Solutions

 

 

Voorgeschiedenis

Beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 9 januari 2017 om de opdracht “Inschrijvingssysteem voor vrijetijdsactiviteiten en zaal-/materiaalverhuur - Perceel 1 (Toepassing voor inschrijving vrijetijdsactiviteiten en ticketverkoop)” te gunnen aan Orca Solutions bvba tegen het nagerekende inschrijvingsbedrag van 30.550,00 euro excl. btw of 36.965,50 euro incl. btw.

 

Feiten en context

          De opdracht werd gegund voor een looptijd van 48 maanden waardoor de huidige overeenkomst loopt tot 9 januari 2021.

          Stilzwijgende verlenging met 48 maanden is mogelijk.

          Stopzetting van de samenwerking door de gemeente Schilde is mogelijk ten minste 3 maanden vóór het einde van de eerste periode van 48 maanden.

          Kwandoo is specifiek ontwikkeld voor vakantiewerking, maar komt niet tegemoet aan de noden omtrent ticketverkoop van (culturele) voorstellingen.

          De overeenkomst werd aangetekend opgezegd op 9 oktober 2020.

 

Juridische gronden

Artikel 56 §3, 3° van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad.

 

Argumentatie

          Orca Solutions biedt ondersteuning tot 9 januari 2021.

          De ondersteuning door Orca Solutions kan mogelijks uitgebreid worden voor een jaar indien tegen 9 januari 2021 geen nieuw ticketsysteem werd aangekocht.

          Het relanceplan Vlaamse veerkrecht vermeldt dat over alle cultuuractoren heen en in samenwerking met de private markt een reservatie- en ticketingplatform wordt uitgewerkt.

 

Kennisname

Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de opzegging van de overeenkomst met Orca Solutions aangaande het reservatiesysteem Kwandoo voor ticketverkoop en vakantiewerking.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Persbericht nieuwe sporthal

 

 

Voorgeschiedenis

          Goedkeuring gemeenteraad van 20 juni 2016: goedkeuring aankoop-verkoopbelofte

          Beslissing college van burgemeester en schepenen van 16 december 2019 om een nieuw voorstel te doen aan INVENTO en GO!

 

Feiten en context

          In juli 2016 werd een aankoop-verkoopbelofte afgesloten met INVENTO en GO! voor de aankoop van een stuk grond in de kasteeldreef voor de realisatie van een nieuwe gemeentelijke sporthal.

          De aankoop-verkoopbelofte werd echter in 2019 door INVENTO en GO! éénzijdig opgezegd.

          Er werd een nieuw voorstel tot overeenkomst aan INVENTO en GO! gedaan.

 

Juridische gronden

Artikel 56 §3 1° uit het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde algemene regels.

 

Argumentatie

          INVENTO en GO! zijn niet op het nieuwe voorstel ingegaan.

          INVENTO en GO! hebben geen nieuw tegenvoorstel gedaan.

          INVENTO en GO! liet weten met andere privé partners gesprekken te hebben gevoerd.

          INVENTO en GO! lijken niet bereid tot een nieuw overleg om tot een nieuwe overeenkomst met het gemeentebestuur te kunnen komen.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen keurt het persbericht 'dossier sporthal Schilde' van goed.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen keurt de brief aan INVENTO mits aanpassingen (vereenvoudigen, enkel feiten en datums, vraag spoedig een voorstel te formuleren) goed.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020
Overzicht punten

 

College van burgemeester en schepenen zitting van 19 10 2020

Aanvraag filmopnames - Undercover 3 - 30 oktober 2020

 

 

Voorgeschiedenis

Mail van Tanguy Ligon, location Manager in opdracht van DE MENSEN, van dinsdag 13 oktober 2020

 

Feiten en context

Op 30 oktober 2020 starten de opnames voor de nieuwe fictiereeks Undercover 3 in opdracht van productiebureau DE MENSEN. Eén van de filmlocaties zal doorgaan in een woning in de Leeuwerikendreef 4. Hiervoor vraagt Tanguy Ligon toelating voor volgende acties:

          parkeerverbod op vrijdag 30 oktober van 12.00 tot en met 20.00 in de Leeuwerikendreef van nummer 2 tot en met 6 en van 1 tot en met 5, dit om het beeld te vrijwaren alsook om de technische voertuigen te plaatsen;

          afsluiten van de Leeuwerikendreef voor verkeer op vrijdag 30 oktober.

 

Juridische gronden

Artikel 56 §3 1° van het decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde algemene regels.

 

Inspraak en advies

          Positief advies mobiliteit

          Positief advies politie

          Positief advies noodplanning

 

Argumentatie

Andere aanvragers kregen reeds voor gelijkaardige aanvragen toelating.

 

BESLUIT

Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen geeft toestemming aan Tangy Ligon in opdracht van DE MENSEN nv om filmopnames te maken voor de nieuwe fictiereeks "Undercover 3" mits rekening te houden met volgende voorwaarden:

          De wegen worden niet afgesloten maar aan weerszijden van de weg en bij de kruispunten worden stewards geplaatst die weggebruikers tegenhouden tijdens de buitenopnames;

          Het ophouden van het verkeer wordt beperkt tot het absolute minimum, gedurende maximaal 2 minuten, waarbij de aanvrager zelf instaat voor de uitvoering ervan op een veilige manier;

          de buurtbewoners hun woning kunnen bereiken, waarbij ze tijdens de buitenopnames eventueel gedurende maximaal 2 minuten worden opgehouden;

          de buurtbewoners voorafgaand ingelicht worden via een bewonersbrief.

Artikel 2. Het college van burgemeester en schepenen geeft toelating voor een parkeerverbod in de Leeuwerikendreef ter hoogte van huisnummer 2 tot en met 6 en van huisnummer 1 tot en met 5 op vrijdag 30 oktober.

Artikel 3. Het college van burgemeester en schepenen geeft toelating om het verkeer tijdens de buitenopnames tegen te houden gedurende maximaal 2 minuten op de volgende momenten:

          vrijdag 30 oktober 2020 van 15.30 tot en met 20.00.

 

 

Publicatiedatum: 27/10/2020